De goeroe wenste een toren van 57 meter in natuurgebied, en dus komt-ie er, menen althans zijn volgelingen
Meru-directeur Caspar Jung toont een maquette van de nieuwe 57 meter hoge toren. Op de achtergrond het huis waar Maharishi Mahesh Yogi heeft gewoond.Roger Dohmen
Ruim veertig jaar verblijven de volgelingen van de Indiase goeroe Maharishi al in het Limburgse Vlodrop. Ze mediteren én bouwen er, midden in een natuurgebied. Zo is er die langgekoesterde wens van een toren van 57 meter. Maar die stuit op weerstand.
“En hier komt de toren”, zegt Caspar Jung enthousiast. De algemeen directeur van de Maharishi European Research University (Meru) geeft een rondleiding op de campus in Vlodrop, een groot terrein midden in Nationaal Park De Meinweg.
Hij is opgelucht dat de voorzieningenrechter vorige maand groen licht heeft gegeven voor de bouw. De vergunning was eerder al verleend, maar de lokale heemkundevereniging Roerstreek stapte naar de voorzieningenrechter om de bouw tegen te houden. Inzet: Meru zou ook een natuurvergunning moeten hebben om in een Natura 2000-gebied te mogen bouwen. De rechter oordeelde anders, en zo staat het licht toch weer op groen.
Jung is er blij mee. Aan tegenwerking is hij gewend. Met het plan om het klooster uit 1909 te slopen dat er oorspronkelijk stond, begon in 1997 een achttien jaar lang juridisch gevecht met lokale belangenverenigingen. Inmiddels staan er op die plek witte gebouwen en houten panden in Indiase stijl en wonen er tweehonderd mensen.
Nieuwbouw in een natuurgebied
Ook het idee om een meditatiecentrum voor vrouwen te bouwen, is al jaren een hoofdpijndossier met bezwaarmakers. De argumenten zijn steeds, eigenlijk sinds Meru ruim veertig jaar geleden naar Vlodrop kwam: nieuwbouw hoort niet thuis in een natuurgebied, laat staan de drukte die zal ontstaan door meer bezoekers.Argumenten die ook tegen de komst van de toren worden gebruikt.The Tower of Invincibilitymoet 57 meter hoog worden, met op de top een planetarium. En op elke van de twaalf verdiepingen ruimte voor de kennis van de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi, laagdrempelig gepresenteerd.
De hoogte van 57 meter komt voort uit twaalf kennisgebieden, van economie tot landbouw, die de Maharishi wilde delen. Net als de spirituele reis die een bezoeker aflegt terwijl hij steeds weer hoger klimt. Jung: “Eigenlijk wilde Maharishi in elk land ter wereld zo’n toren”. In Vlodrop zou de derde toren van de Maharishi verrijzen, in India en Thailand lopen nu ook twee bouwprojecten.
The Beatles
De toren is van groot belang voor de beweging, in de jaren vijftig gestart door Maharishi, de grondlegger van de transcendente meditatie. The Beatles omarmden zijn meditatietechnieken, wereldwijd zijn er miljoenen volgelingen. “De toren is een manier om de buitenwereld te vertellen wie we zijn, wat we doen”, aldus Jung.
Daarnaast was het de uitdrukkelijke wens van de leermeester dat-ie er kwam. Maharishi overleed in 2008, na achttien jaar in Vlodrop te hebben gewoond. “Hij was niet blind, hij snapte dat we misschien wat mysterieus overkomen.”
En ook Jung snapt dat de buitenwereld soms wat huiverig is. “We brengen verandering. Maar als je ons leert kennen, zie je dat we met de goede dingen bezig zijn.” En de toren zou daarbij helpen. De doelgroep is groot: iedereen die geïnteresseerd is, van gezinnen tot bezinningstoeristen.
Toeristiscche trekpleister
De streefdatum voor de opening van de toren was 2028. Of die gehaald wordt? Jung krabt zich achter de oren. “Het zou nog steeds kunnen, maar het wordt krap.”
Want met de uitspraak van de rechtbank vorige maand is het verzet van de lokale heemkundevereniging heus niet verdwenen, volgens voorzitter Jack Geraedts. “Zeker niet”, klinkt het fel. “We kijken naar vervolgstappen.” Of dat een hoger beroep is, wil hij niet zeggen.
De toren hoort simpelweg niet thuis in een natuurgebied, vindt hij. Geraedts: “Meru noemt de toren zelf een toeristische trekpleister. Maar de toegangswegen naar het terrein zijn daar niet op berekend, en dan is er nog de stikstof die het verkeer en de bouw veroorzaken. Dat kan echt niet in een natuurgebied als De Meinweg.”
Wat gaat er mis met de koolmees? Iedereen met een nestkast kan helpen de opvallende sterfte te onderzoeken
Koolmeeskuikens in een nestkast.Getty
Er gaan opvallend veel koolmezen dood in nestkastjes. Onderzoeker Peter Lindenburg, die ook een dood meesje in zijn tuin vond, roept de hulp in van honderden burgerwetenschappers om de oorzaak te achterhalen. Spelen vlooienbandjes een rol?
is wetenschapsredacteur van de Volkskrant. Hij schrijft over natuur en biodiversiteit.
Altijd weer een voorjaarsfeestje in de tuin of op het balkon: kool- of pimpelmeesjes die een vrijstaande nestkast hebben gekraakt en van de ene op de andere dag af- en aanvliegen op hun nieuwe tijdelijke woning. Klaar voor gezinsuitbreiding. Eerst voeren ze plukjes mos en hondenhaar voor het nest aan, later vliegen ze met rupsjes en andere insecten het hokje in voor de steeds luider kwetterende jongen. Nog even – eind april, begin mei – en het eerste jong zal nieuwsgierig zijn koppie buiten het vlieggat steken en verwonderd de wereld inblikken. Een paar dagen later zijn ze zomaar weg.
In die vrolijke voorjaarsidylle is een deukje gekomen: steeds vaker komen eitjes niet uit, of tref je bij het schoonmaken van de nestkast na de zomer dode jongen aan. Dat overkwam ook Peter Lindenburg, lector analytical biosciences van de Hogeschool Leiden, in zijn eigen tuin. Als echte analytisch chemicus ging hij op onderzoek. Hij nam een dood meesje mee naar zijn laboratorium en onderzocht het op bestrijdingsmiddelen. Die zaten in het lijfje. Lindenburg: ‘Mijn overbuurvrouw had ook dode mezen in haar nestkast en die hebben we ook onderzocht. Alle vogels bleken pesticiden te bevatten.’
Onderzoeker Peter Lindenburg bij een nestkastje.
Eerder had Lindenburg, die verbonden is aan het Leiden Centre for Applied Biosciences, al de vraag gekregen van een veldbioloog: of hij in staat was DDT te meten in de eieren van een boerenzwaluw. Dichloordifenyltrichloorethaan is een berucht insectenbestrijdingsmiddel, zo schadelijk voor het milieu dat het in de westerse wereld al vijftig jaar verboden is. De veldbioloog had tijdens onderzoek in Afrika gezien dat boeren daar het middel nog gebruiken tegen de malariamug. Aangezien de boerenzwaluw elk voorjaar vanuit Afrika naar het Noorden komt, liet hij enkele eitjes door Lindenburg onderzoeken. En ja hoor: daar zat DDT in. Opmerkelijk: het bleek geen ‘nieuwe’ DDT uit Afrika, maar oude ‘Nederlandse’ DDT, die kennelijk nog altijd rondzwerft in het milieu.
Advertentie
Ideale graadmeter
‘Toen ontstond het idee om structureel vogels te gaan onderzoeken op bestrijdingsmiddelen’, zegt Lindenburg. Vogels zijn een ideale graadmeter en mezen helemaal. ‘Die komen in het hele land voor, iedereen houdt van ze en er hangen misschien wel honderdduizenden nestkasten in tuinen.’
Of het echt zo is dat in die nestkasten steeds meer dode meesjes worden aangetroffen, staat overigens niet helemaal vast. Mogelijk zijn mensen alleen maar meer en beter gaan opletten, stelt het Dutch Wildlife Health Centre op z’n website. ‘Zo hebben mensen door het thuiswerken in coronatijd meer oog voor de vogels in de tuin gekregen. Daarnaast spelen sociale media zeer waarschijnlijk ook een rol. Ervaringen en waarnemingen worden snel gedeeld, waardoor mensen ook beter opletten.’
Dat laat onverlet dat koolmezen, de meest algemene soort onder de mezen, ideale ‘tools’ zijn voor ‘biomonitoring’, zoals het heet in het jargon van onderzoekers als Lindenburg. Ze komen in het hele land voor en maken dankbaar gebruik van de nestkastjes die enthousiaste vogelvrienden in hun tuin hangen. Omdat ze in zulke grote aantallen voorkomen (en wel acht tot tien eitjes per legsel produceren), valt met de uitslagen van metingen heel exact te lokaliseren waar bestrijdingsmiddelen zich precies verspreid hebben. Veel beter dan bij meten in water, waarop het Centrum voor Milieukunde in Leiden – ook partner in Lindenburgs onderzoek – de bestrijdingsmiddelenatlas.nl baseert. ‘Water is niet overal, mezen wel’, aldus Lindenburg. ‘Ook verwachten we in mezen andere bestrijdingsmiddelen te vinden dan in water.’
Bewaren in de diepvriesEn dus wordt dit voorjaar hulp gevraagd van alle nestkastbezitters om bij te dragen aan het project Meet de mees. Lindenburg hoopt dat zij zich aanmelden opde website van het projectom bij te dragen aan dit staaltje burgerwetenschap. ‘We vragen deelnemers in de gaten te houden wanneer koolmeesjongen uit hun nestkast zijn uitgevlogen en later de kast te checken op achtergebleven dode jongen of niet-uitgekomen eitjes. We hopen dat deelnemers die dan in de diepvries willen bewaren, totdat wij ze komen ophalen voor onderzoek in het lab.’
Zo hoopt Lindenburg te komen tot een biobank waarin de meetgegevens kunnen worden opgeslagen. ‘We hebben een grote vriezer in het lab staan, waarin in principe ruimte is voor vijfduizend meesjes. Daar hopen we ook in de toekomst nog onderzoek mee te kunnen doen, bijvoorbeeld naar pfas of genetisch onderzoek.’
Zonder landelijke media-aandacht hebben zich al 790 vrijwilligers aangemeld. Daaronder zitten ook leden van vogelwerkgroepen en vrijwilligers die via onderzoekspartners Sovon en Vogelbescherming werden bereikt. ‘Op dit moment worden komend broedseizoen iets meer dan tienduizend nestkastjes geïnspecteerd door onze deelnemers’, zegt Lindenberg, maar hoe meer deelnemers hoe beter. Aanmeldingen zijn nog zeer welkom – het broedseizoen moet immers nog beginnen.
Grote voorraden vogelhuisjes
Hoeveel nestkasten hangen er eigenlijk in Nederland? Het enige concrete cijfer dat valt te achterhalen, is dat van onderzoekspartner Nestkast, wat staat voor Netwerk voor studies aan nestkastbroeders. De werkgroep verzamelt gegevens over nestkasten en broedgevallen. In het recentste jaarverslag, uit 2023, worden de gegevens samengevat van 20.107 nestkasten die door burgerwetenschappers werden gevolgd. Mezenkastjes vormen de grote meerderheid, maar het gaat ook om kasten voor onder meer spreeuwen, en bosuilen.
Gezien de grote voorraden vogelhuisjes in tuincentra, supermarkten en gespecialiseerde webwinkels is het aantal nestkasten in de Nederlandse natuur vele malen groter.
Dat pesticiden ook andere organismen doden dan waarvoor ze bedoeld zijn, stelde een groep internationale wetenschappers afgelopen februari al vast in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Communications. In een meta-analyse van 1.705 onderzoeken hebben zij de effecten van bestrijdingsmiddelen op meer dan twintigduizend soorten bepaald. Er kwamen forse onbedoelde effecten aan het licht.
De chemische middelen doden onbedoeld vele soorten bacteriën en schimmels, planten, insecten, amfibieën, vogels en zoogdieren. Ze verstoren de groei, voortplanting en het gedrag van dieren, en bij planten en micro-organismen een aantal fysiologische processen. Ook bleek dat nieuwe generaties bestrijdingsmiddelen – door de chemische industrie vaak aangeprezen als minder schadelijk – dezelfde effecten hebben op de biodiversiteit.
Vlooienbanden
Een van de hoofdverdachten in het onderzoek naar bestrijdingsmiddelen zijn vlooienbanden en andere middelen waarmee honden- en kattenbezitters hun huisdier behandelen tegen de kriebelbeestjes. Hondenbezitters kammen hun huisdier vaak in het plantsoen en laten de plukken haren met de beste bedoelingen liggen voor de vogels, die er hun nesten mee bouwen. Zo komen restanten van de middelen bij de vogels en hun jongen terecht, met alle risico’s van dien.
Getty
De werkzame stoffen in die middeltjes zijn imidacloprid en permethrin, beide verboden in de landbouw, omdat ze al in zeer lage concentraties dodelijk bleken voor wilde bijen. Even dodelijk is fipronil, een voor de mens schadelijk middel dat in 2017 werd aangetroffen in kippeneieren. Gifstoffen uit middelen tegen vlooien (en teken) zijn al gevonden in vogelnesten, paardenbloemen, waterplassen en ook mensenhaar.
Hoewel de bestrijdingsmiddelen in de landbouw verboden zijn, vallen ze in het geval van vlooienmiddelen juridisch onder geneesmiddelen, waardoor andere normen gelden. Onduidelijk is nog wat de stapeling van (lage) doses van verschillende middelen precies doet.
In een pilotproject vond Lindenburg al resten van antivlooienspul in eitjes van mezen. ‘We vermoeden dat het via honden- of kattenhaar in de vogelnesten is beland. Het is niet helemaal duidelijk of het gif aan de buitenkant of de binnenkant van de eitjes zat. Daarom zijn wij samen met Vogelbescherming Nederland bezig aan een apart onderzoek.’
Lindenburg wil waken voor aannamen vooraf. ‘Ik ben analytisch chemicus, geen eco-toxicoloog. Ik kan vooral goed meten en dat is precies het doel van dit project. Feiten in kaart brengen. Pas daarna kunnen we die linken aan biodiversiteit of volksgezondheid.’
Het is niet de buxus
Het Dutch Wildlife Health Centre in Utrecht nam al eens een voorschot op mogelijke verklaringen van mezensterfte. Longontsteking door de bacterie Suttonella ornithocola, bijvoorbeeld. Dat bleek het geval in 2020, toen sterfte onder volwassen pimpelmezen werd gemeld. Die bacterie had in Engeland al eerder huisgehouden onder de mezen en de onderzoekers verwachten dat het in Nederland ook een oorzaak zal blijven.
Grofweg kunnen jonge mezen in het nest sterven door voedseltekort of vergiftiging, schrijven de onderzoekers. Omdat enkele jaren geleden de verdenking bestond dat de bestrijding van de buxusmot tot sterfte onder mezen leidde, is dat in 2019 onderzocht.
‘De ouders voeren de jongen met allerlei rupsen en andere insecten en wanneer deze hoeveelheden pesticiden bevatten, hopen die zich op in de jongen. Ook zou het kunnen voorkomen dat het voedsel zelf stoffen bevat die giftig zijn voor de jonge mezen. In de buxus zit buxine, dat giftig is voor zoogdieren. Paarden gaan dood wanneer zij te veel buxus eten. In buxusmotrupsen zit ook buxine, wanneer de ouders deze rupsen aan de jongen voeren, krijgen zij ook buxine binnen. Of dit giftig is voor (jonge) vogels is niet uit de literatuur op te maken. (...) In de proeven die NIOO-KNAW in 2018 heeft uitgevoerd of buxusmotrupsen door koolmezen werden gegeten, bleek dat ze deze rupsen aten én dat ze er niet aan dood zijn gegaan. Dus lijkt buxine niet giftig te zijn voor volwassen koolmezen.’
Natuur in onze directe woonomgeving maakt ons gezond, weerbaar en sociaal. Voor kinderen is dat extra belangrijk. Tijd dus om aan de slag te gaan met vergroenen, zowel door gemeente als particulieren.
Zwanen wandelen op straat in een Rotterdamse wijk.Raymond Rutting / de Volkskrant
Recent Fins onderzoek onderstreept het nog eens; kinderen die met de handen in de modder spelen zijn gezonder. Minder allergieën en minder astma. De voordelen van natuur voor kinderen zijn al langer bekend; op groene schoolpleinen wordt actiever, gevarieerder en socialer gespeeld én minder gepest
Schoolpleinen met meer natuur dan tegels schieten terecht als paddenstoelen uit de grond, maar de rest van de woonomgeving moet volgen. En dat gebeurt nu volstrekt onvoldoende, met alle gevolgen van dien. Kinderen hebben veel meer gezondheidsproblemen dan nodig is, door gebrek aan natuur.
Over de auteur Karin Albers is ecoloog.
Natuurarmoede
Ondanks vele ambities wordt onze woonomgeving niet groener. Uit diverse recente onderzoeken blijkt dat het met de noodzakelijke vergroening van steden en dorpen niet de goede kant op gaat. De hoeveelheid groen, zeker per inwoner, loopt terug. Groennormen, als die er al zijn, worden niet gehaald.
We kunnen spreken van een epidemie van natuurarmoede. Diverse nieuwe bouwontwikkelingen bestaan vooral uit grijze stenen, van binnenstedelijke projecten tot nieuwe woonwijken. De gemeentelijke bezuinigingen die eraan zitten te komen, kunnen dit nog erger maken. Natuur en groen worden namelijk gezien als kers op de taart, in plaats van een heel belangrijk ingrediënt van de taart zelf.
Natuur van buiten de stad Met een goede manier van vergroening helpen we bovendien de natuur zelf vooruit. Met inheemse bomen en struiken komen er meer vogels en kleine zoogdieren. Met meer bloemrijke bermen en grasvelden nemen de bloem-bestuivende insecten toe. Schone wateren met gevarieerde oevers zijn leefgebied voor amfibieën en libellen. Natuur van buiten de stad kan daarmee meer de stad in komen.
Maar indirect worden dan ook de beschermde soorten geholpen die juist in onze huizen leven, zoals huismussen en vleermuizen. Aangezien natuurherstel zeer urgent is, geeft dat ook een belangrijk winstpunt.
Om het geld hoeven we het niet te laten; iedere euro die in natuur of natuurinclusieve maatregelen wordt geïnvesteerd verdient zich in veelvoud terug. Een slimme gemeente kan hier voordeel mee behalen. Groen is bovendien niet duur, zeker de meer natuurrijke groentypes, zoals bosplantsoen en bloemrijk grasland. Een groene tuin is ook niet ingewikkeld of veel werk, als je je er even in verdiept.
Wolk van vlinders
Stel je eens voor dat je zelf een egel bent, dan wil je in iedere woonwijk kunnen wonen. Voor veel kinderen is dat hun favoriete dier in de wijk. Voor veel tuinliefhebbers ook, want hij eet graag slakken. Ook van vogels en vlinders genieten veel mensen. Iedereen, zeker kinderen, zou in de buurt een wolk van vlinders moeten kunnen tegenkomen op een mooie zomerdag.
Dit kan op alle schalen worden gerealiseerd: van natuurrijke parken en schoolpleinen tot kleurrijke stadstuinen, geveltuinen en balkons. Als we in het openbaar groen meer naar de natuur kijken voor inspiratie en die natuurrijker maken, komen kinderen veel eerder en intensiever in contact met de natuur.
Met participatieprojecten waarin bewoners de handen letterlijk in de grond steken, komen we nog sneller vooruit. Als we schoolpleinen en stadstuinen vergroenen, pakken we direct de omgeving aan waar kinderen opgroeien. Zelfs in een geveltuintje of op een balkon kunnen honderden soorten insecten voorkomen, zoals vlinders, zweefvliegen en wilde bijen.
Dat is niet moeilijk, als er maar wat variatie aanwezig is. Met een brede aanpak kunnen we een eind maken aan natuurarmoede. Iedereen kan bijdragen. De volgende generatie plukt daar de grootste vruchten van en de huidige generaties pikken een graantje mee.
SOLAR ECLIPSE ON MARCH 29TH: The New Moon is about to pass in front of the sun, almost completely covering the solar disk on March 29th. The best places to watch this partial eclipse are eastern Canada and Greenland where coverage will exceed 80%:
At maximum eclipse around 10:50 UTC, the solar disk will be transformed into a skinny crescent. Some reporters call this a "devil horn eclipse," but the view will be heavenly. If you're in the eclipse zone, check NASA's web page for a city-by-city timetable of when to look. (Be sure to use safe solar filters and/or eclipse glasses.)
Tiel - Een archeologische vondst van wereldformaat in 2017 zette de Gelderse stad Tiel in de schijnwerpers. Bij opgravingen op industrieterrein Medel werd onverwacht een 4000 jaar oud openlucht-heiligdom ontdekt dat al snel de bijnaam ’Stonehenge van Nederland’ kreeg.
Directeur Jurriaan de Mol en conservator Jacoline Zilverschoon van het Flipje en Streekmuseum in Tiel.
„Het was een ontdekking die ons beeld van de prehistorie drastisch veranderde en een zeldzaam kijkje bood in het leven van onze voorouders en hun band met de zon”, zegt directeur Jurriaan de Mol van het Flipje en Streekmuseum Tiel. „Archeologen spraken toen al van een unieke vondst die de geschiedenisboeken herschreef. Daar was niets aan gelogen, want het was het begin van verbazingwekkende ontdekkingen. En nu is de tijd rijp dat we die graag met iedereen willen delen in een tentoonstelling.”
Een sfeerimpressie van hoe de Stonehenge van Nederland er vroeger uit zou hebben gezien.
Groot archeologisch project
De opgravingen, die in 2016 begonnen, waren onderdeel van de uitbreiding van het bedrijventerrein Tiel-Medel. De Mol: „Wat begon als een routineklus, groeide uit tot een van de grootste archeologische projecten in Nederland ooit. Over een gebied van 22 hectare – zo’n drie tot vier voetbalvelden groot – vonden onderzoekers meer dan een miljoen voorwerpen, waaronder werktuigen, sieraden en zelfs menselijke resten. Maar de echte blikvanger was een grote grafheuvel met een doorsnede van twintig meter, die ook dienstdeed als zonnekalender.”
Net als bij het beroemde Stonehenge in Engeland markeerden de mensen hier de stand van de zon. Rond de heuvel lag een greppel met zorgvuldig geplaatste doorgangen. Op 21 juni en 21 december, de langste en kortste dagen van het jaar, scheen de zon precies door deze openingen. „Dit was een plek waar men belangrijke momenten vierde, zoals oogstdagen en rituelen”, legt hoofdonderzoeker Cristian van der Linde uit. „Het laat zien dat deze gemeenschap astronomische kennis had en gebruikte die om hun leven te organiseren.”
In de tentoonstelling over Stonehenge van Nederland is een bijzondere 4000 jaar oude glazen kraal te zien.
„Ze vonden er ook sporen van een 6400 jaar oud boerendorp. Dit waren varkenshouders die verschillende soorten graan, zoals gerst en tarwe, verbouwden. Ze vestigden zich op de vruchtbare oevers langs de rivier, waar ze het hele jaar door woonden. Hun dieet vulden ze aan met vis uit de rivier en wild uit de bossen. Dit toont aan dat mensen hier al 700 jaar eerder dan gedacht een volledig boerenbestaan leidden.”
Een van de meest opvallende vondsten is een glazen kraal, de oudste ooit in Nederland ontdekt. Analyse wees uit dat deze afkomstig is uit Mesopotamië, het huidige Irak, zo’n 5000 kilometer verderop. „Dit bewijst dat er al 4000 jaar geleden handelscontacten waren over enorme afstanden”, zegt Van der Linde. „De kraal, gevonden bij de resten van een vrouw, was destijds waarschijnlijk een kostbaar en mysterieus object.”
Drie grafheuvels
Het heiligdom was 800 jaar in gebruik en omvatte drie grafheuvels waarin zestig mannen, vrouwen en kinderen werden begraven. Daarnaast troffen archeologen offers aan, zoals dierlijke botten, menselijke schedels en een bronzen speerpunt. „Het was een spirituele en sociale ontmoetingsplek”, zegt Jacoline Zilverschoon, conservator van het Flipje en Streekmuseum. „De omvang en rijkdom van de vondsten zijn ongekend.”
Conservator Jacoline Zilverschoon toon bijzondere schatten uit de bodem die tentoon worden gesteld.
De vindplaats is inmiddels bedekt en op het terrein staan nu loodsen. „Natuurlijk is dat jammer”, stelt De Mol, „Maar gelukkig kunnen we vanaf 28 maart een deel van de vondsten voor het eerst zien in de expositie Wereldnieuws uit Tiel, die bezoekers laat ervaren hoe het leven in de regio zich ontwikkelde van de Steentijd, via de Bronstijd tot in de Romeinse tijd. Overigens bestaan er wel plannen om te kijken of de Stonehenge van Tiel nagebouwd zou kunnen worden, zodat er een extra reden komt om Tiel te bezoeken.”