zondag 4 juli 2021

 

ECOLOGIE

Ecoloog Bert Maes neemt op het voor de bedreigde wilde bomen (en gaat tekeer tegen kletskoekbomen)

Bert Maes geeft een rondleiding in de Zelderse Driessen in Noord-Limburg, een ‘pareltje’ van een bos dat is uitgebreid met ‘kletskoekbomen’. Beeld Jan Mulders
Bert Maes geeft een rondleiding in de Zelderse Driessen in Noord-Limburg, een ‘pareltje’ van een bos dat is uitgebreid met ‘kletskoekbomen’.Beeld Jan Mulders

In het Nederlandse bomenbeleid is veel te weinig oog voor oude wilde bomen, zegt ecoloog Bert Maes. Intussen worden er maar ‘kletskoekbomen’ geplant. ‘De bossenstrategie wordt een ramp voor de natuur.’

Hij is een optimistisch mens, naar eigen zeggen. Dat scheelt enorm wanneer je, zoals ecoloog en cultuurhistoricus Bert Maes, dertig jaar lang met medewerkers nauwgezet inventariseerde welke bomen en struiken nog tot de wilde flora van ons land behoren. Het resultaat, net verschenen in zijn 720 pagina’s tellende Atlas van wilde bomen en struiken, is niet alleen maar feest. De zoektocht werd een reis vol verrassingen, meer en minder aangenaam.

Zo troffen Maes en consorten zeldzame soorten aan die hier en daar talrijker waren dan gedacht. Ze dragen poëtische namen als fladderiep, winterlinde, Spaanse aak, gewone esdoorn, wilde appel, bosaalbes, beuk of taxus.

Een ander lijstje namen klinkt niet minder poëtisch, maar de toestand van die soorten is een stuk prozaïscher. Ook al horen ze van nature in dit land, ze zijn niet of nauwelijks meer aangetroffen: de stekelige muizendoorn, koraalmeidoorn, wilde peer, wollige sneeuwbal, Duitse brem, wigbladige roos, stijlroos, gele kornoelje, zomerlinde, rood peperboompje, berendruif en grove den. Conclusie: ‘Naar schatting nog geen 3 procent van alle bos- en landschapselementen met houtige gewassen in het buitengebied bevat nog een substantieel aandeel met wilde bomen en struiken.’

Evenmin vrolijk: de helft van de ongeveer honderd zogeheten ‘houtige soorten’ wordt met uitsterven bedreigd. Van sommige leven nog maar twintig of minder exemplaren in Nederland. En dat is zonde, zegt Maes: ‘We hebben het over populaties inheemse soorten die hier al duizenden jaren stonden, die ouder zijn dan onze hunebedden. Dat is cultureel en natuurerfgoed vol geschiedenis, waar je niet zomaar aan voorbij mag gaan.’

Daarover later meer, eerst de misschien wel bijzonderste soort die Maes ontdekte: de kletskoekboom.

De kletskoekboom...

‘Er wordt de laatste jaren veel gekapt, maar ook enorm veel aangeplant, allerlei soorten door elkaar. Geen probleem in productiebossen en de meeste recreatiebossen, maar wel voor de topnatuurbossen. Beheerders en adviseurs kijken niet naar hoe een bos in elkaar zit voor wat betreft de boomsoorten en wat bij elkaar past. Zo verdwijnen er soorten en worden er aangeplant die hier helemaal niet thuis horen. Ik noem dat kletskoekbomen, bomen die lukraak bij kwekers of tuincentra worden aangeschaft. In het Zuid-Limburgse Savelsbos, het allerbeste oude bos dat we nog hebben, worden nu zilversparren aangeplant. Die horen thuis in gebergten! Abelen worden pal tegen onze allerbeste bossen geplant. Op plateaus verschijnen soorten die thuishoren in de Donaudelta.’

Bestaat er één typische kletskoekboom?

‘Staatsbosbeheer heeft de esdoorn uitgeroepen tot ‘Toekomstboom’. Die hoort van oorsprong thuis op de krijthellingen van Zuid-Limburg en daar wordt hij trouwens heel slecht beschermd. Nu wordt-ie overal aangeplant, van Limburg tot aan de Waddeneilanden. Het zijn schadelijke bomen, die buiten hun natuurlijke areaal niet tot onze wilde flora behoren. De soort is invasief, vermenigvuldigt zich enorm snel en verdringt zo andere, kwetsbare soorten.

Een van de aangeplante esdoorns die volgens Maes niets in het bos te zoeken hebben en schadelijk zijn.  Beeld Jan Mulders
Een van de aangeplante esdoorns die volgens Maes niets in het bos te zoeken hebben en schadelijk zijn.Beeld Jan Mulders

‘In Noord-Limburg, ten zuiden van Nijmegen, ligt een pareltje van een rivierbegeleidend bos. Het is net uitgebreid met een perceel vol kletskoekbomen. Onder andere weer die esdoorn. Ik ben er gaan kijken: tot mijn verbazing telde ik vijftien verschillende typen esdoorns. Er is dus zomaar wat aangekocht bij kwekers. Ze zijn tegen de oude bosrand aangeplant, waar ze de oorspronkelijke bomen gaan verdringen. Die parel kun je dus als verloren beschouwen. Maar Staatsbosbeheer zal tevreden drieduizend bomen afvinken.’

Maakt het uit of een boom wild is of aangeplant?

‘Eigenlijk zou je die vraag niet moeten stellen. Niemand vraagt zich af waarom een wilde eend of de wilde bosanemoon van belang is. Bij bomen kennelijk wel. Ze horen bij de wilde natuur en die is waardevol. Waarom zijn schilderijen van Van Gogh of Rembrandt van belang? Het is cultureel erfgoed. Zo is het ook met onze oude natuur: bossen zijn erfgoed. De oudste inheemse, wilde bomen zijn de Van Goghs en de Rembrandts van de natuur, maar weinigen lijken zich daarvan bewust.’

Hoe komt dat?

‘De meeste ecologen negeren het bestaan van wilde houtige flora, ze hebben niets met de zoektocht naar oude boskernen, ik ben een uitzondering. Er bestaat geen enkele opleiding waar je leert over oude bossen en inheemse soorten. In mijn biologie-opleiding ging het over kruiden, vogels en andere fauna; bomen deden er nauwelijks toe. Toch gek, want bos is belangrijk, en zonder bomen geen bos.

‘De wetenschap staat op de schouders van reuzen. In dit geval zijn dat onder anderen de bekende Jac P. Thijsse en Victor Westhoff. Die hadden allebei weinig met beheer en behoud van bomen, je hoorde ze er nauwelijks over.’

Waar heeft dat toe geleid?

‘Tot slecht beheer. Grote organisaties als Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten hebben geen traditie in het beheer van oude boskernen. Ik moet Staatsbosbeheer nageven dat ze het meeste hebben laten inventariseren aan oude bossen. Maar de resultaten verdwijnen merendeels in een la.

‘In Nederland worden veel oude bossen aan de natuur overgelaten. Ik vond dat ook lang een goed idee: de natuur redt zichzelf wel. Maar dat is funest. We hebben in Nederland alleen nog kleine snippers bos. Als je daar niets aan doet, groeien bossen dicht en wordt het er donkerder. Lichtminners – dat zijn vaak de bijzondere, zeldzame soorten – hebben zo geen kans meer en sterven uit.’

Bert Maes bij de tot zijn afgrijzen aangeplant esdoorns.  Beeld Jan Mulders
Bert Maes bij de tot zijn afgrijzen aangeplant esdoorns.Beeld Jan Mulders

Wat vindt u dan van van de ‘Bossenstrategie’ van minister Schouten, waardoor er in 2030 zo’n 37 duizend hectare bos bij moet zijn gekomen?

‘Dat wordt een ramp voor de natuur. Natuurlijk: voor de opslag van CO2 is het goed, al stelt het oppervlak op wereldschaal niet veel voor. Maar die enorme aanplant met kletskoekbomen, met die enorme haast! We moeten juist onthaasten. Gewoon eens vijf jaar niets aanplanten, zeker niet in de buurt van onze topbossen. Als je zilversparren, abelen en esdoorns gaat planten op plekken waar we ze niet nodig hebben, pal tegen onze topnatuurbossen aan, dan creëer je grote schaduwbossen, waar de wilde appels, meidoorns en rozensoorten afsterven.’

Het is wel goed voor het klimaat, schijnt.

‘Onze oude, inheemse bossen zijn na de ijstijd vanuit het zuiden opgekomen. Gedurende eeuwen hebben die bossen warmere en koudere periodes doorgemaakt. Die soorten kunnen heus tegen een stootje. En dus zeg ik: laten we proberen die laatste 3 procent te behouden.’

U bent kritisch op Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Ze financierden wel uw atlas mee.

‘Het zijn goedbedoelende instellingen, maar ze hebben die blinde vlek. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer hebben geen deskundige in huis die veel weet van oude wilde bomen en struiken, hooguit van houtteelt- en recreatiebossen. De beheerders in de gebieden zelf zijn wel enthousiast, maar die staan met de rug tegen de muur wanneer weer een bosadviseur of landschapsarchitect wordt ingehuurd voor weer nieuwe, grote plannen.’

Een eeuwenoude ­zomereik is met rode tekens gemarkeerd om later te worden gekapt. Beeld Jan Mulders
Een eeuwenoude ­zomereik is met rode tekens gemarkeerd om later te worden gekapt.Beeld Jan Mulders

Wat is het waardevolste bos in Nederland?

‘We hebben nog een paar fantastische plekken. In het Savelsbos bij Maastricht staan meer dan veertig inheemse soorten, met wilde populaties. Een prachtig bos, ook rijk aan kruiden.

‘We telden er zo’n drieduizend lindes. De bomen zijn nu meer dan 30 meter hoog en zijn altijd gehakt en beknot. Juist daardoor hebben ze al die tijd overleefd. Op plateaus bij Vijlen, in Limburg, staat een fraai wintereiken-beukenbos. Het Elspeterbos op de Veluwe is een prachtig oud wintereiken-beukenbos.

‘In het Overijsselse Reestdal liggen ook pareltjes. Maar die topbossen hollen achteruit door slecht beheer. Terwijl het veelal beschermde Natura2000-bossen zijn. Maar ja: er worden toch verkeerde beslissingen genomen.’

 De kleine appels van de zeer zeldzame wilde appel. Beeld Jan Mulders
De kleine appels van de zeer zeldzame wilde appel.Beeld Jan Mulders

Kunt u nog wel met plezier door bossen struinen?

‘Het is het lot van mijn vak dat je vooral de achteruitgang ziet. Ik geniet enorm van bijzondere plekken. Maar soms word ik ook moe van de toestand. In Nederland klagen we als in Polen een lindebos wordt gekapt, of als het Braziliaans regenwoud eraan gaat, maar ik denk dan: wij bakken er zelf ook niks van.’

Bert Maes (red.): Atlas wilde bomen en struiken. Uitgeverij Pictures Publishers; € 39,95.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten