Als het bos een klaslokaal wordt, leren de kinderen niets
Natuur is voor tevredenen of legen, schreef J.C. Bloem. Zo niet voor scholen die holistisch, natuurinclusief leren als de heilige graal presenteren. Zij schetsen een romantisch beeld van het kind dat door een lommerrijk bos dwaalt en al doende kennis vergaart over zichzelf en de wereld. Leraren zijn onnodig; coaches volstaan. Lessen zijn achterhaald; het belang van rekenen en taal ontdekken de leerlingen zelf. Een klaslokaal is onnodig; de natuur functioneert als zodanig.
Deze vorm van scholing wint aan populariteit en staat gedegen onderwijs in de weg.
Voorbeelden zijn er genoeg. Een school als Terrawijs vervangt alle reguliere lessen (op taal en rekenen na) door projecten en wandelen in de natuur. De gedachte is dat kinderen voldoende leren door „te doen tijdens projecten” en „te spelen in de natuur”. Het Nowschool-initiatief, dat holistische onderwijsmodellen voor scholen aanbiedt, stelt: „Wij zien leren niet als een lineair proces, maar een multidimensionaal proces wat voortkomt uit spelen.”
Ook Oranjespits Wout Weghorst houdt zich bezig met natuuronderwijs: hij is op zoek naar een locatie voor een alternatieve, holistische school van Stichting Heel Wijs, waaraan hij zijn naam heeft verbonden. „Maar liefst 80 procent van de tijd wordt besteed aan het leren over en in de natuur”, aldus de stichting. De school zal nadrukkelijk niet aan toetsen en huiswerk doen. Het leertraject wordt geheel samen met de leerling ontwikkeld. Vooralsnog is de zoektocht van Weghorst zonder succes.
Lange tijd hadden dit soort schoolconcepten geen schijn van kans om in praktijk te worden gebracht. Maar sinds de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen in 2021 voor het primair onderwijs werd aangenomen, staat de deur op een kier. Van de ruim 120 aanvragen voor nieuwe basisscholen sinds 2022, volgt 10 procent een concept waarbij spelenderwijs leren – onder andere in de natuur – centraal staat. De meeste zijn goedgekeurd. Niet langer is de richting van de op te richten school leidend. Belangstelling van ouders en leerlingen is al voldoende om voor bekostiging in aanmerking te komen. De inspectie beoordeelt de kwaliteit, maar vanwege de toegenomen nadruk op burgerschapsonderwijs en duurzaamheid komen holistische natuurscholen vermoedelijk met veel weg.
Dat is kwalijk, want het levert geen goed onderwijs op. Ten eerste omdat de Nederlandse natuur te arm en beschadigd is om de rol van inspirator in het leerproces te vervullen. Ten tweede omdat door de transformatie van buitenspelen tot persoonlijke leerweg, het kind speelt noch leert. En tot slot omdat iedere romantische fantasie gedegen opleiding in de weg staat.
Niet eten of aanraken
Een greep uit recente nieuwsberichten maakt de toestand van de Nederlandse natuur duidelijk. In 34 jaar vlindertellingen werden er nog nooit zo weinig vlinders waargenomen als nu. De Veluwe is min of meer de laatste plek waar je een adder onder het gras kunt aantreffen; in de rest van het land komen ze bijna niet meer voor. Als In het bos, het befaamde kijk- en zoekboek voor kinderen, al belangwekkende overeenkomsten vertoont met de Nederlandse natuur, dan mag je deze niet eten of aanraken. Te giftig, dan weer te precair.
Dat kinderen in deze situatie dagdelen door het bos zouden moeten struinen om hun band met de natuur te ontdekken, mag daarom geen onderwijs heten.
Voor echte kennis over de huidige staat van onze natuur heb je de rust, concentratie en gestructureerde lessen in biologie, aardrijkskunde en geschiedenis in het klaslokaal nodig. De voornaamste les die je ín de Nederlandse natuur kunt leren, is dat menselijke desinteresse in biodiversiteit tot uitgeputte bossen leidt. Om die les te begrijpen, volstaat één bezoek.
De hoge verwachting van spelen als manier van kennisvergaring is onterecht. Oud-onderwijsredacteur van NRC Maarten Huygen laat in zijn onlangs verschenen boek Nog wat geleerd vandaag? zien hoe de opkomst van het spelenderwijs leren gepaard is gegaan met een enorme kennisdaling onder leerlingen. Wie een kind de hele dag door zelf laat ontdekken wat het interessant vindt, onthoudt hem of haar de solide kennisbasis die ten grondslag ligt aan iedere vorm van intellectuele groei.
Basiskennis aan de keukentafel
Voor kinderen uit rijke, hoogopgeleide milieus is dit nog niet zo’n probleem. Zij krijgen hun basiskennis thuis wel mee aan de keukentafel. Maar voor kinderen uit arme, laagopgeleide kringen is het een regelrechte ramp. Zij lopen door het spelenderwijs leren een achterstand in kennis en vaardigheden op, die zelden nog wordt ingehaald.
Daarnaast is spelen, in de zuivere betekenis, absoluut iets anders dan leren. De historicus en antropoloog Johan Huizinga definieert in zijn beroemde Homo ludens spel als „een vrijwillige handeling of bezigheid, […] met haar doel in zich zelf, begeleid door een gevoel van spanning en vreugde, en door een besef van ‘anders zijn’ dan het ‘gewone leven’”. Huizinga merkt op dat de spanning in het spelen voortkomt uit het besef dat het gewone leven ieder moment het spel teniet kan doen. Spelen heeft geen direct nut voor de alledaagse zaken die gedaan moeten worden, en daaraan ontleent het juist zijn charme. Spelen als basis stellen voor een verplicht leerproces, doet het spelen per definitie teniet.
Gezien de dalende prestaties van Nederlandse leerlingen, zijn er eerder méér lessen in klaslokalen nodig
Uit de cognitieve psychologie weten we dat nadenken actief moet worden gestimuleerd, en dat kennis enkel beklijft bij duidelijke instructie en herhalingsoefeningen. kinderen door het bos ‘coachen’ zet geen zoden aan de dijk. Gezien de almaar dalende lees- en rekenprestaties van Nederlandse kinderen is eerder een intensivering van geconcentreerd leren in het klaslokaal nodig, dan een ‘bevrijding’ ervan.
Het verlangen om kinderen zoveel mogelijk schooltijd in de natuur te laten doorbrengen, lijkt een collectief verlangen van volwassenen te zijn dat op kinderen wordt geprojecteerd. Sinds de coronacrisis bezoekt de Nederlander vaker de natuur, om daar rust en ontspanning te vinden. Dat is prijzenswaardig, ware het niet dat partijen als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in deze particuliere ervaringen een aanleiding zien voor een hyperfocus op ‘natuurinclusief onderwijs’.
Natuurinclusief onderwijs
Uit de in opdracht van het ministerie opgestelde Agenda natuurinclusief 2.0 blijkt het wilde enthousiasme waarmee snelle, concrete stappen worden genomen: „Eind 2026 wordt het je (leren) verhouden tot je natuurlijke omgeving als integraal onderdeel van burgerschap gezien en is dit als dusdanig verwerkt in de nieuwe kerndoelen van het funderend onderwijs (po en onderbouw vo).” Het doel: „Natuurinclusief onderwijs in één schoolgeneratie: 2023-2030!” Zonder enige wetenschappelijke onderbouwing wordt rondlopen in de natuur – omdat volwassenen dat graag doen en belangrijk vinden – voor kinderen een wettelijke eis.
Volwassenen vergeten wel eens dat zij zich druk kunnen maken over de staat van de natuur, omdát ze kunnen lezen, kennis hebben van de wereld en beschikken over volwassen ervaringen. Kinderen staan aan het begin van die weg en hebben recht op serieus onderwijs dat hen in staat stelt een plek in de maatschappij te vinden. De naïef hoge verwachting van natuurinclusief onderwijs staat dat in de weg.
Spelen in de natuur is leuk voor kinderen, vooral omdat het duidelijk los staat van de serieuze wereld, waarin kennisopbouw en voorbereiding op een opleiding centraal staan. Dat contrast is cruciaal; die gescheiden werelden zijn buitengewoon waardevol. Wie de speelruimte van kinderen uitvergroot tot er van de serieuze schoolruimte niets meer over is, doet in feite die speelruimte teniet. Als vrijelijk spelen in de natuur uiteindelijk toch moet leiden tot opgedane kennis, een activistische houding voor natuurbehoud of een onderbouwd niveauadvies voor de middelbare school, dan is het kind beroofd van iets heel waardevols: lekker aanklooien in de natuur, zonder plan en zonder doel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten