Luister naar: Als het bos een klaslokaal wordt, leren de kinderen niets
-08:51Resterend: 08 minuten en 51 seconden.
„Iemand met zijn schaduw confronteren is hem zijn eigen licht laten zien.”
citaat van de beroemde Zwitserse psychiater en psycholoog Carl Gustav Jung
recent nieuws uit Nieuwsblad van het Noorden, Westerwolde
https://www.stichtingnatuurrijk.nl/de-stichting/
Reportage
Kees en Birgitte Beaart kochten in 1977 een weiland van 1,2 hectare in de Krimpenerwaard, dat ze veranderden in een natuurgebied met inheemse planten en dieren van inmiddels bijna 3,5 hectare groot. Lukt het nog om daar een educatief centrum van te maken?
Dit is het geheim van het Ei van Onnen, een oeroud meertje uit de ijstijd. 'Het is een pareltje'
Pieter Broesder • Vandaag, 10:00 • Stad
Verstopt in het landschap liggen oeroude bodemarchieven, zogeheten pingoruïnes. Tijdscapsules die een inkijkje geven in ons verleden. Landschapsbeheer Groningen heeft ze in het Gorecht in kaart gebracht. ,,We gaan 10.000 jaar terug in de tijd.’’
Lees meer over
Het is zo’n zomerdag dat je blij bent een jas aan te hebben, zo koud waait de wind als we met Bart Koops (28) en Jan Wittenberg (77) het open veld ingaan. We gaan naar het Ei van Onnen. Zo op het oog een doodgewoon watertje (in een prachtig groen landschap) dat zo wordt genoemd vanwege z’n ovale vorm.
Zwaluwen en libellen scheren over gras en water. Ganzen vliegen gakkend over. Een haas schiet weg. In de verte hoor je auto’s. Een vliegtuig koerst naar Groningen Airport Eelde.
Het meertje is in het midden een meter diep. Foto: Corné Sparidaens
,,Vergeet al het moderne geruis’’, zegt Wittenberg als we er zijn. ,,Knijp de ogen halfdicht en beeld je in hoe het hier ooit was. Woest maar zeker niet ledig. Een landschap vol leven, wild, vogels en wat mensen.’’
10.000 jaar terug in de tijd
,,Hoeveel mensen er waren en hoe lang en waar ze precies verbleven, weten we niet’’, zegt Koops. ,,Wel dat ze er waren. In de pingoruïne zijn resten van verbranding, van houtskool, gevonden van zeker 8000 jaar voor de jaartelling. We vonden sporen van rogge, boekweit en korenbloem. We kunnen reconstrueren wat ze verbouwden en aten.’’
Wittenberg: ,,Dit is een oeroud bodemarchief. Op deze plek gaan we 10.000 jaar terug in de tijd.’’
,,Kijk daar’’, wijst hij enthousiast. ,,Op de kop van de es stond ooit een hunebed. Aan de andere kant, voorbij de bomen en bosjes, ligt ook een pingoruïne. We staan in verbinding met onze voorouders en lopen in de voetsporen van de mensen die hier ooit verbleven.’’
Het landschap is onherkenbaar veranderd
Jan Wittenberg: ,,Drieënhalf jaar zijn we als Land van Ons bezig. Het landschap is onherkenbaar veranderd. De natuur herstelt zich razendsnel. De hekken zijn weg. Er zijn weer zeldzame weidevogels als de kemphaan. We zagen een kieviet met vier jongen. Er is zelfs een lepelaar gezien, een steltloper, een ooievaar, een witwangstern. We hebben een broedplatform voor de scholekster aangelegd. Fantastisch om te zien hoe veel vogels er zijn. Watervogels hebben het watertje ontdekt. Het is geweldig dat we mogen voortborduren op duizenden jaren geschiedenis, de inspanning van onze voorouders. Dit is een prachtplek met een uniek bodemarchief.’’
Wittenberg is perceelcoördinator van Land van Ons. Dat is een burgercoöperatie die in 2021 26 hectare grond aankocht van een veeboer om er natuurinclusieve landbouw te bedrijven. Het terrein loopt globaal van de Onneresch tot aan de Dalweg en het spoorwegemplacement Haren. Koops is van Landschapsbeheer Groningen. Beide organisaties werken nauw samen.
Bij het Ei van Onnen verklaart Koops wat we zien én wat er was. ,,Een pingo is een kleine bolvormige heuvel die in Nederlands is ontstaan in de laatste ijstijd’’, legt hij uit. ,,We hebben het over zo’n 15.000 jaar geleden.’’
Om water vast te houden is een dammetje aangelegd. Foto: Corné Sparidaens
De naam pingo komt uit een taal van de Inuit in Canada en betekent ’heuvel die groeit’. ,,Dat was het. Stel je voor’’, zegt Koops. ,,Hier was ooit een heuvel die elk jaar groter en groter werd. En dat eeuwenlang.’’
Koops: ,,Door aanvriezend grond- of kwelwater ontstond een enorme bonk ondergronds ijs die de aardkorst als een enorme molshoop omhoog drukte. Toen het ijs smolt, zakte het in en ontstond een cirkelvormige krater: de pingoruïne.’’
Kraters aan het oog onttrokken
Er liggen in Nederland duizenden van dergelijke kraters. Alleen al in Drenthe zijn er vermoedelijk zo’n 2000, vertelt Koops. ,, Ze zijn vooral aan randen van rivierstromen te vinden en op zandgronden, maar je vindt ze ook in Noord-Groningen, bedekt onder een laag zeeklei.’’
Vaak waren ze aan het oog onttrokken door bomen en struiken en lagen ze verstopt onder water. Mysterieuze ronde plekken die soms werden gebruikt als heilige plek. Of waar, zoals in Onnen, dicht bij het water een hunebed werd gebouwd. Die stond op een verhoging in het natte land, die diende als weg van heinde naar ver.
Veel pingoruïnes werden in de loop van duizenden jaren, laagje voor laagje met veen opgevuld. Zo ook die bij Onnen.
Koops: ,,De hele veenlaag is nog aanwezig en is nooit afgegraven. Er ligt een pakket veen van 6 meter dik. Dat is uniek. Deze is nog helemaal intact. Dat is bij andere pingoruïnes wel anders. De meeste veentjes zijn uitgestoken om het veen als turf te gebruiken, als brandstof. Ze waren belangrijk voor de armere boeren.’’
Zo is er heel wat verdwenen.
Het ontstaan van een pingoruïne. Bron: Stouthamer, Cohen & Hoek
Koops: ,,Pingoruïnes zijn vanwege hun geringe omvang en opbouw kwetsbaar voor allerlei beheer- en inrichtingsmaatregelen, zowel in agrarische gebieden als natuurgebieden.
Het Ei van Onnen is 2 hectare groot. In het midden is het 1 meter diep. Het hele veentje op de Onneresch bij Onnen meet zeker 6 hectare.
Zand was de redding
Wittenberg: ,, Boeren uit de omgeving brachten in 1910 een laag zand aan om het terrein geschikt te maken voor beweiding. Dat was de redding. Alles wat in het veen, in het bodemarchief zit, werd veilig onder het zand opgeslagen.’’
Vrijwilligers hebben het afgelopen jaar 22 boringen verricht, met de handboor. Wittenberg: ,,Metersdiep, tot je op de nog oudere bodemlagen komt en weet: verder gaat het niet.’’
Koops: ,,De verschillende lagen zand, veen en leem die omhooggehaald werden zijn nauwkeurig in kaart gebracht. Je kunt zo’n boorkern vergelijken met een spekkoek.” Wittenberg: ,,Dan zie je wat voor een schatkamer het is. Het veen bevat zo veel informatie over de vegetatie- en bewoningsgeschiedenis van de omgeving.’’
Er is nog een reden waarom het Ei zo bijzonder is. ,,Het meertje ligt mooi zichtbaar in het open veld. Deze is dus niet overgroeid met bomen en struiken, zoals de pingoruïne verderop’’, zegt Koops, verwijzend naar Appelbergen.
Maatregelen om inklinken te stoppen
De pingoruïne mag dan wel goed bewaard zijn gebleven maar gaat achteruit. Er is in honderd jaar al een meter ingeklonken door ontwatering. Om dat proces te keren zijn er maatregelen getroffen.
Koops: ,,Onze veldmedewerkers hebben een dammetje aangelegd. Zo blijft het water ook in de zomer in de pingoruïne staan en blijft het veen het beste behouden. Water vasthouden, meer kunnen we niet doen.’’
Waterschap Hunze en Aa’s heeft met de maatregelen ingestemd. ,,Door het waterpeil te verhogen kan het verder inklinken van het veen worden tegengegaan, is de verwachting’’, zegt Wittenberg.
Hij woont aan een doodlopend weggetje in een nagenoeg geheel houten huis dat wegvalt in de omgeving. Hij heeft een magnifiek uitzicht op de es. ,,We wonen hier 22 jaar en in die tijd is er heel wat gebeurd. In het begin was het water er nog niet en stond de omgeving vol met hekken. Het was een melkveebedrijf.’’
Vooral de laatste jaren onderging de omgeving een metamorfose. Koops: ,,Het is een pareltje.’’
Natuur is voor tevredenen of legen, schreef J.C. Bloem. Zo niet voor scholen die holistisch, natuurinclusief leren als de heilige graal presenteren. Zij schetsen een romantisch beeld van het kind dat door een lommerrijk bos dwaalt en al doende kennis vergaart over zichzelf en de wereld. Leraren zijn onnodig; coaches volstaan. Lessen zijn achterhaald; het belang van rekenen en taal ontdekken de leerlingen zelf. Een klaslokaal is onnodig; de natuur functioneert als zodanig.
Deze vorm van scholing wint aan populariteit en staat gedegen onderwijs in de weg.
Voorbeelden zijn er genoeg. Een school als Terrawijs vervangt alle reguliere lessen (op taal en rekenen na) door projecten en wandelen in de natuur. De gedachte is dat kinderen voldoende leren door „te doen tijdens projecten” en „te spelen in de natuur”. Het Nowschool-initiatief, dat holistische onderwijsmodellen voor scholen aanbiedt, stelt: „Wij zien leren niet als een lineair proces, maar een multidimensionaal proces wat voortkomt uit spelen.”
Ook Oranjespits Wout Weghorst houdt zich bezig met natuuronderwijs: hij is op zoek naar een locatie voor een alternatieve, holistische school van Stichting Heel Wijs, waaraan hij zijn naam heeft verbonden. „Maar liefst 80 procent van de tijd wordt besteed aan het leren over en in de natuur”, aldus de stichting. De school zal nadrukkelijk niet aan toetsen en huiswerk doen. Het leertraject wordt geheel samen met de leerling ontwikkeld. Vooralsnog is de zoektocht van Weghorst zonder succes.
Lange tijd hadden dit soort schoolconcepten geen schijn van kans om in praktijk te worden gebracht. Maar sinds de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen in 2021 voor het primair onderwijs werd aangenomen, staat de deur op een kier. Van de ruim 120 aanvragen voor nieuwe basisscholen sinds 2022, volgt 10 procent een concept waarbij spelenderwijs leren – onder andere in de natuur – centraal staat. De meeste zijn goedgekeurd. Niet langer is de richting van de op te richten school leidend. Belangstelling van ouders en leerlingen is al voldoende om voor bekostiging in aanmerking te komen. De inspectie beoordeelt de kwaliteit, maar vanwege de toegenomen nadruk op burgerschapsonderwijs en duurzaamheid komen holistische natuurscholen vermoedelijk met veel weg.
Dat is kwalijk, want het levert geen goed onderwijs op. Ten eerste omdat de Nederlandse natuur te arm en beschadigd is om de rol van inspirator in het leerproces te vervullen. Ten tweede omdat door de transformatie van buitenspelen tot persoonlijke leerweg, het kind speelt noch leert. En tot slot omdat iedere romantische fantasie gedegen opleiding in de weg staat.
Een greep uit recente nieuwsberichten maakt de toestand van de Nederlandse natuur duidelijk. In 34 jaar vlindertellingen werden er nog nooit zo weinig vlinders waargenomen als nu. De Veluwe is min of meer de laatste plek waar je een adder onder het gras kunt aantreffen; in de rest van het land komen ze bijna niet meer voor. Als In het bos, het befaamde kijk- en zoekboek voor kinderen, al belangwekkende overeenkomsten vertoont met de Nederlandse natuur, dan mag je deze niet eten of aanraken. Te giftig, dan weer te precair.
Dat kinderen in deze situatie dagdelen door het bos zouden moeten struinen om hun band met de natuur te ontdekken, mag daarom geen onderwijs heten.
Voor echte kennis over de huidige staat van onze natuur heb je de rust, concentratie en gestructureerde lessen in biologie, aardrijkskunde en geschiedenis in het klaslokaal nodig. De voornaamste les die je ín de Nederlandse natuur kunt leren, is dat menselijke desinteresse in biodiversiteit tot uitgeputte bossen leidt. Om die les te begrijpen, volstaat één bezoek.
De hoge verwachting van spelen als manier van kennisvergaring is onterecht. Oud-onderwijsredacteur van NRC Maarten Huygen laat in zijn onlangs verschenen boek Nog wat geleerd vandaag? zien hoe de opkomst van het spelenderwijs leren gepaard is gegaan met een enorme kennisdaling onder leerlingen. Wie een kind de hele dag door zelf laat ontdekken wat het interessant vindt, onthoudt hem of haar de solide kennisbasis die ten grondslag ligt aan iedere vorm van intellectuele groei.
Voor kinderen uit rijke, hoogopgeleide milieus is dit nog niet zo’n probleem. Zij krijgen hun basiskennis thuis wel mee aan de keukentafel. Maar voor kinderen uit arme, laagopgeleide kringen is het een regelrechte ramp. Zij lopen door het spelenderwijs leren een achterstand in kennis en vaardigheden op, die zelden nog wordt ingehaald.
Daarnaast is spelen, in de zuivere betekenis, absoluut iets anders dan leren. De historicus en antropoloog Johan Huizinga definieert in zijn beroemde Homo ludens spel als „een vrijwillige handeling of bezigheid, […] met haar doel in zich zelf, begeleid door een gevoel van spanning en vreugde, en door een besef van ‘anders zijn’ dan het ‘gewone leven’”. Huizinga merkt op dat de spanning in het spelen voortkomt uit het besef dat het gewone leven ieder moment het spel teniet kan doen. Spelen heeft geen direct nut voor de alledaagse zaken die gedaan moeten worden, en daaraan ontleent het juist zijn charme. Spelen als basis stellen voor een verplicht leerproces, doet het spelen per definitie teniet.
Gezien de dalende prestaties van Nederlandse leerlingen, zijn er eerder méér lessen in klaslokalen nodig
Uit de cognitieve psychologie weten we dat nadenken actief moet worden gestimuleerd, en dat kennis enkel beklijft bij duidelijke instructie en herhalingsoefeningen. kinderen door het bos ‘coachen’ zet geen zoden aan de dijk. Gezien de almaar dalende lees- en rekenprestaties van Nederlandse kinderen is eerder een intensivering van geconcentreerd leren in het klaslokaal nodig, dan een ‘bevrijding’ ervan.
Het verlangen om kinderen zoveel mogelijk schooltijd in de natuur te laten doorbrengen, lijkt een collectief verlangen van volwassenen te zijn dat op kinderen wordt geprojecteerd. Sinds de coronacrisis bezoekt de Nederlander vaker de natuur, om daar rust en ontspanning te vinden. Dat is prijzenswaardig, ware het niet dat partijen als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in deze particuliere ervaringen een aanleiding zien voor een hyperfocus op ‘natuurinclusief onderwijs’.
Uit de in opdracht van het ministerie opgestelde Agenda natuurinclusief 2.0 blijkt het wilde enthousiasme waarmee snelle, concrete stappen worden genomen: „Eind 2026 wordt het je (leren) verhouden tot je natuurlijke omgeving als integraal onderdeel van burgerschap gezien en is dit als dusdanig verwerkt in de nieuwe kerndoelen van het funderend onderwijs (po en onderbouw vo).” Het doel: „Natuurinclusief onderwijs in één schoolgeneratie: 2023-2030!” Zonder enige wetenschappelijke onderbouwing wordt rondlopen in de natuur – omdat volwassenen dat graag doen en belangrijk vinden – voor kinderen een wettelijke eis.
Volwassenen vergeten wel eens dat zij zich druk kunnen maken over de staat van de natuur, omdát ze kunnen lezen, kennis hebben van de wereld en beschikken over volwassen ervaringen. Kinderen staan aan het begin van die weg en hebben recht op serieus onderwijs dat hen in staat stelt een plek in de maatschappij te vinden. De naïef hoge verwachting van natuurinclusief onderwijs staat dat in de weg.
Spelen in de natuur is leuk voor kinderen, vooral omdat het duidelijk los staat van de serieuze wereld, waarin kennisopbouw en voorbereiding op een opleiding centraal staan. Dat contrast is cruciaal; die gescheiden werelden zijn buitengewoon waardevol. Wie de speelruimte van kinderen uitvergroot tot er van de serieuze schoolruimte niets meer over is, doet in feite die speelruimte teniet. Als vrijelijk spelen in de natuur uiteindelijk toch moet leiden tot opgedane kennis, een activistische houding voor natuurbehoud of een onderbouwd niveauadvies voor de middelbare school, dan is het kind beroofd van iets heel waardevols: lekker aanklooien in de natuur, zonder plan en zonder doel.