Die sneeuwluipaard die dat uitgeputte steenbokje een duw geeft, waarna het hotsend en botsend het ravijn instort, is dat moord?
Herbert Prins | bioloog Herbert Prins maakte lange reizen door de ruigste gebieden. Hij bestudeerde brandganzen en ontsnapte aan ijsberen en straatrovers. „Mag de natuur werkelijk vrij zijn van morele oordelen?”
Herbert Prins (71), bioloog, gepromoveerd op het sociale gedrag van Afrikaanse buffels en voorheen hoogleraar resource ecology in Wageningen, zegt dat hij in zijn leven wel twaalf keer een mes op zijn keel heeft gehad. „De laatste keer was in Durban, in Zuid-Afrika. Een straatbende van acht of negen jongens, en weet je wat er door me heen ging? Wat een verschrikkelijk leven hebben deze sloebers dat ze dit moeten doen.” Hij wijst naar zijn hals, zijn nek, zijn schouderbladen. „Mes hier, mes daar, en toch overheerste bij mij de compassie. Ik keek naar hun huid, hun ogen en ik dacht: jullie hebben hiv en voor jullie zijn er geen antivirale middelen. Over twee, drie jaar zijn jullie allemaal dood. Jullie plegen overvallen omdat er geen werk voor jullie is. Wat een onrecht.”
Dat klinkt wel erg onthecht.
„Ja, maar die compassie was er. Mijn held, mijn allergrootste held, is bisschop Tutu, die na het einde van de apartheid in Zuid-Afrika mensen weer bij elkaar probeerde te brengen. Eerst verzoening, zei hij. Daarna gerechtigheid. Daders moeten erkennen dat het moreel fout was wat ze gedaan hebben. Ze moeten om vergeving vragen. En degenen die onder hen geleden hebben moeten zich de vraag stellen of ze bereid zijn tot vergeving. Wat een man! Hoe kun je anders verder met elkaar?”
De wijsheid van eksters heet het boek dat Herbert Prins net gepubliceerd heeft en daarin vertelt hij vijfhonderd bijzonder spannende en buitengewoon interessante pagina’s lang over de reizen die hij als bioloog heeft gemaakt, het veldwerk dat hij heeft gedaan, maandenlang vaak, over de hele wereld, in de ruigste omstandigheden. Op Spitsbergen bestudeerde hij, eenzaam in een hut, het broedgedrag van brandganzen en ontsnapte hij alleen door geluk aan een ijsbeer met haar jong. Langs de spoorlijn in de Oeral zag hij mannen plat op hun buik in de sneeuw liggen, in bedwang gehouden door andere mannen met herdershonden en machinepistolen. Hij wenste dat hij het gordijntje van de treincoupé níét had opengeschoven. Er vlogen raven over en echt, hij houdt van raven, hij zou een raaf willen zíjn, maar sindsdien kan hij geen raven meer zien zonder die mannen in de modderige sneeuw denken, met de laarzen van hun bewakers in hun rug.
Op de boot over de rivier de Jenisej in Siberië, op weg naar de Noordelijke IJszee, werd hij bestolen, van een boek, en voor straf zette de kapitein de dief aan wal. Het dichtstbijzijnde dorp was vijfhonderd kilometer verderop en lag ook nog eens aan de andere kant van de rivier. Hoever zou de dief gekomen zijn, tussen de beren, de muggen en de wolven? „De doodstraf was het”, zegt Herbert Prins. „Voor het stelen van een boek.”
Waar hij zich nog thuis voelt en waar niet meer omdat de wereld er te vreemd voor hem is, daar gaat De wijsheid van eksters ook over. En hoe hij door al dat reizen en lang van huis zijn – hij is nooit getrouwd geweest en heeft geen kinderen – zijn zekerheden is gaan relativeren, zijn westerse zekerheden over goed en kwaad.
Moet je horen wat mensen allemaal roepen als een wolf op de Veluwe een schaap heeft gedood
Je laatste hoofdstuk gaat over de reis afgelopen winter naar de Transhimalaya, tussen India en Tibet.
„Met vrienden, uit Wanderlust, en ook omdat ik daar vijfentwintig jaar geleden met een Indiase promovendus een natuurreservaat heb helpen inrichten. Ik wilde weleens weten hoe de lokale bevolking nu met wolven omgaat. En ik had na al die jaren nog steeds geen sneeuwluipaarden gezien.”
Die zie je dan bij het dorpje Kibber, als jullie afdalen langs een diep ravijn.
„Mijn droom wordt waarheid, op confronterende wijze. Een van de sneeuwluipaarden – de mooiste beesten op aarde – zien we twee dagen lang een jong steenbokje in zijn macht houden, aan de rand van het ravijn. Het bokje glijdt de hele tijd net niet weg, tot het na twee dagen zo vermoeid is dat het toch een poot verzet. En dan kan de sneeuwluipaard hem dat kleine duwtje geven waardoor hij naar beneden stort, tachtig meter hotsend en botsend over rotsuitsteeksels.”
En vraag jij je af of dit nu moord is, zoals lokale onderzoekers zeggen.
„Of predatie, wat de in Darwin geschoolde biologen zeggen. En dan is het normaal dat een prooidier in een positie wordt gemanoeuvreerd waarin het met zo weinig mogelijk energie gedood kan worden. Dat heet natuurlijke selectie. In moord zit een moreel oordeel. Mag de natuur werkelijk vrij zijn van morele oordelen? Hebben dieren ethiek? Zijn er goden die nadenken over het handelen van een sneeuwluipaard? Het lijken gemakkelijke vragen, maar nee.
„Ik houd me ook bezig met de wolvenproblematiek in Nederland en moet je horen wat mensen allemaal roepen als een wolf op de Veluwe een schaap heeft gedood. Het ergste vinden ze nog dat die wolf het wrééd doet.”
Dus we hebben hier weer oernatuur en die beesten leven hun instincten na, precies wat we willen
En het schaap niet opeet.
„Openrijten, de darmen eruit trekken, net niet helemaal doodbijten, en dan laten liggen, ja. En niet één schaap, soms heel veel schapen. Ver-schrik-ke-lijk! Die wolven moorden voor hun plezier! Dat is een moreel oordeel, wat heel raar is, want we beweren ook dat beesten geen ziel hebben, geen ethiek, geen besef van goed en kwaad. Dan kun je wat sneeuwluipaarden in Nepal doen en wolven op de Veluwe geen moord noemen.”
Liet de sneeuwluipaard dat bokje liggen?
„Aha, nu doe jij het ook, een moreel oordeel vellen. Had je het erger gevonden als hij dat had gedaan? Zieliger voor dat bokje? Ik kan je geruststellen: die sneeuwluipaard is met een andere sneeuwluipaard, twee broers, prachtige jonge beesten, helemaal naar beneden gelopen om hun prooi op te eten. En toch, waren het mensen geweest, dan hadden we gezegd: zo doe je dat niet. Sneeuwluipaarden doen dus heel gemene dingen en wanneer stap je als waarnemer over op compassie met steenbokjes? Ook een vraag die me bezighoudt. Je kunt een luipaard dat gedrag niet afleren, maar gek genoeg is dat nu in Nederland wel de discussie: kunnen we die wolven niet negatief conditioneren om nooit aan lammetjes te komen als er kleuters kijken? En geen kinderen op de fiets naar school lastig te vallen? Dus we hebben hier weer oernatuur en die beesten leven hun instincten na, precies wat we willen, maar het moet wel binnen de kaders van het moreel acceptabele. Ik vind dat bizar. En ik vind het volkomen begrijpelijk.”
Want?
„Ik probeer nu even zo dicht mogelijk bij mezelf te blijven. Het is verdomd gemakkelijk om een oordeel uit te spreken als het om mensen in verre landen gaat. Indiërs moeten met luipaarden leven. Tanzanianen met leeuwen. Nepalezen met tijgers. Dat vinden we normaal. Nederlanders met wolven? Naast je op de stoep? Wat zeg je als er een kind wordt gegrepen? Ik heb in Nepal meegemaakt dat een olifant een klein meisje vertrapte. Die olifant had de voorgevel uit het huis geramd omdat er binnen rijstwijn werd bewaard. Olifanten vinden rijstwijn erg lekker. Dat meisje lag boven in haar bedje te slapen, het bedje valt naar beneden en die olifant trapt haar dood. Ik kom een uur later en zie haar opa huilend met het lijkje van het kind op schoot. Wat zeg je dan? Waar blijf je met je ecologische theorieën over stabiliteit en diversiteit? Goddomme! Bedenk iets om huizen en kinderen en de oogst tegen olifanten te beschermen.”
Dat verheerlijken van oude natuur en oude landschappen – ik denk dat het moreel gewoon fout is
Dus wat doen we met de wolven?
„Fundamenteel kiezen voor bescherming van de samenleving mét behoud van wolven, wilde zwijnen, herten, reeën en alle andere beesten die hier vijftig jaar waren uitgestorven en nu door goed beheer zijn teruggekeerd. Maar een wolf hoort niet in Amersfoort rond te lopen. Dus: een echt nationaal park, met een hek eromheen. En stoppen met de jacht. Het wild is voor de wolven. Zoals in Nepal de herten in de parken voor de tijgers zijn. Daarbuiten moet je tijgers letaal beheren. Zo nodig afschieten.”
In je boek treur je om de natuur van je jeugd die door grootschalige landbouw verdwenen is.
„Ik treur ook om de megawindmolens en de distributiecentra en de snelwegen, ja. Tot ik me realiseer dat de schoonheid en de soortenrijkdom van vroeger mogelijk werd gemaakt door de armoede van het grootste deel van de bevolking, door uitbuiting en onrecht. Dat verheerlijken van oude natuur en oude landschappen – ik denk dat het moreel gewoon fout is. Het heeft me moeite gekost, maar ik heb me omgedraaid en kijk nu vooruit. De brandganzen en kolganzen waren hier vijftig jaar geleden een zeldzaamheid en zij zijn ook weer terug. We hebben een nieuw soort natuur gecreëerd waar zij zich thuis voelen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten