Gisteren was het Sint Maartensfeest in het Frankische dorp Schirnding in Noord Beieren, eens met Nederland onderdeel uitmakend van het Frankische Rijk. We gingen met de kinderen naar de kerk en na
afloop droegen de kinderen een lampion en gingen naar het dorpscentrum waar
werd gegeten en gedronken, worst, glühwein e.d. Een feest voor hen door het
samenzijn, et lopen met een lichtje en vooral het zingen.
De priestermelde
het feit dat het zwaard van Sint Maarten,
een omgekeerd kruis is. Een soldaat die christen werd en deelde.
Maar wat is het werkelijke
verhaal van Martin die in het West-Europese een dieper liggend archetype
vertegenwoordigt dat nog steeds doorwerkt; de tegenstelling tussen veroveraar
en naastenliefde, geloofsstrijd en solidariteit, ontbinden en verbinden. Van nigredo
naar albedo…….
Misschien wordt het eens tijd een nieuw christelijk archetype te kiezen in deze tijd van fundamentele verandering.
Lees onderstaand
artikel eens van me dat ik op de blog in 2006 plaatste, persies11 jaar geleden……11..11..
vrijdag, 10
november 2006
De tot
invasieheilige omgevormde Martinus
De invloed vanuit
het zuiden in een esoterisch gebied, de Lage Landen.
In de 4e eeuw
leefde een uit Hongarije afkomstige centurio -honderdman- Martinus (316-379).
Toen hij in de poorten van de Noord Franse stad Amiens een bedelaar tegenkwam
gaf hij hem de helft van zijn mantel. Hij kon zijn hele mantel niet afgeven,
want dan had hij zijn uniform afgelegd en was als deserteur ter dood gebracht.
‘s Nachts verscheen Christus in zijn droom. Door de arme slecht geklede
bedelaar te kleden had hij Christus gekleed. Aldus de ‘HIS-story’. Op zijn
achttiende liet Martinus zich dopen en stichtte verschillende kloosters in
Frankrijk. Uiteindelijk werd hij gekozen tot bisschop van Tours.
Zijn
medebisschoppen waren afkomstig uit de oude Gallo-Romeinse adel. Na zijn dood
kwam er een nieuwe tijd: Rome, de eeuwige stad, werd ingenomen door de barbaren
en kwam er een neergang van de antieke beschaving.
Hij leefde in een
eenvoudige cel die gebouwd was aan de kerk en stichtte een klooster aan de
Loire: Marmoutier (stilte en eenzaamheid is van de woestijn) en klooster Liguge
bij Poitiers (meer kluizenaarscellen dan klooster). Alles was meer gericht op
eenzaamheid en ascese dan op gemeenschappelijk leven.
Inspiratiebron waren de Griekse
levensbeschrijvingen van heiligen die uit de Egyptische woestijn naar het
Latijnse westen waren overgewaaid. De meest beroemde was Antonius (251-356)
wiens biograaf bisschop Athanasius van Alexandrië was en een Vita schreef: Vita
sancti Antoni.
Als gewezen soldaat sneuvelde menige heidense
tempel om plaats te maken voor een kerk of klooster of hun eigen heilige eik
omhakkend. Zijn strategie was dat ze zelf hun heidense tempels omverhaalden.
Hij is pas heilige
geworden na het verhaal van zijn mantel. Hij is geen priester, hij was niks en
trok zich vervolgens terug.
Hij leefde in de
nadagen van het Romeinse Rijk. De grote vervolgingen waren opgehouden en de
martelaren, de bron van heiligheid voor de kerk, waren niet meer nodig. Heilig
moest men voortaan worden door deugdzame levenswandel, liefst via
onwaarschijnlijke boete en onthouding. De woestijnvaders in Egypte hadden een
goede naam: de anachoreten. Het westen had ook wat aan te bieden: Martinus.
Hij leefde een
sober leven van een asceet. Ook was hij een wonderdoener.
Het was ook de
tijd van de Arianen: Arius had de leer verworpen dat Christus behalve mens ook
God was, tweede persoon van de Drie-eenheid. Grote delen van Europa, Italië
incluis waren arianen: Longobarden, de Oost- en Westgoten, de Vandalen. Maar in
Tours bleef de wonderdoener, kluizenaar anti-arianistisch.
Koning Clovis
kiest honderd jaar na Martinus dood voor Martinus kant, de orthodoxie. En
tegelijk Martinus als patroon van de Franken. Overal in Europa komen nu op
strategische plekken Martinuskerken of
worden omgedoopt.
Zo werd in
Ravenna in de zesde eeuw de ariaanse kerk van Theoderik omgedoopt.
De christelijke
kerk was in de eerste eeuwen gericht op heldenverering van de martelaren op
wiens graven de kerken verschenen.
Vervolgens kozen ze voor de levenswandel van de woestijnheiligen en
later Martinus.
Rome heeft in het
jaar 33 Egypte ingelijfd maar weinig met hun religie gedaan. De Romeinen hebben
hun geloof voor 90% gebaseerd op het Griekse, en deels op de Etrusken. Maar de
Latina’s -Latijnen- waren puur realistisch en hadden een realistische kijk op
de wereld.
Mogelijk is Martinus hier naar voren geschoven
om de vele Keltische christenen te weerstreven met een verlatijnste kluizenaar
met Egyptische inslag.
Is dat de reden
dat de missionarispost Utrecht gewijd werd aan Martinus de reden dat men een
heilige koos die de esoterische georiënteerde Keltische christenen aansprak:
een romeinse asceet?
Deze streek stond onder de invloedssfeer van
Utrecht, waar Willibrord Martinus tot patroonheilige heeft aangewezen. Van de
105 St. Maartenskerken uit het Bisdom Utrecht waren er reeds 30 van voor 1250!
Ondermeer Utrecht, Middelburg, Gorinchem, Arnhem, Tiel, Venlo, Weerd, Wijk bij
Maastricht. In het noorden: Groningen, Bergum, Dokkum, Franeker, Kollum, Sneek,
Bolsward. In België zijn wel 400 kerken aan hem gewijd!
Kerken werden op
hun graven van de heiligen gebouwd en als er geen graf was zorgde men voor een
lichaamsdeel van de heilige, een relikwie.
Al het levende werd voorgesteld als door bovenmenselijke
en bovenaardse krachten beheerst. De goddelijke kracht werd tegengewerkt door
de demonische machten: de duivel en zijn trawanten. Tegen deze kwade machten
moest de mens zich wapenen door versterving en gebed.(ascese)
Heiligen waren
nodig als trooster van de dagelijkse werkelijkheid. een mens van vlees en
bloed.
Martinus werd
zowat in West-Europa meest vereerde, bekende en afgebeelde heilige en is ook de
landsheilige van Nederland mede door de eerste missionaris Willibrord als
geestelijk hervormer in een reeds gechristianiseerd gebied. Het zuidelijke
christendom, het Frankische katholicisme kwam als een ‘stoot’ naar het noorden.
Een geestelijke gebiedsverovering. De kathedraal van Utrecht, is aan hem gewijd
en zijn leven werd uitgebeeld in de nog aanwezige kloostergang. In de Vita van
Sulpicius Severus Martinus zijn de wonderen van Martinus beschreven door een
Gallische rechtsgeleerde. De wonderen en legenden treft men aan in de reliëfs
van de koorgang in Utrecht. Hij deed ondermeer: doden opwekken, melaatsen
genezen en ook lammen, blinden en stommen en hij kende bilocatie.
Interessant is
dat de Domtoren op de eerste verdieping een Michaels kapel had voor de
overijverige Utrechtse bisschoppen. De bisschop moest pressies 100 treden nemen
om in deze kapel te komen, als herinnering aan Martinus de honderdman, waar de
kerk aan gewijd was! De Frankische kerk had in deze lage landen een moeizame
taak te vervullen de bestaande religie om te vormen. Vaak met harde hand!
Sint Maarten werd
vereerd om zijn liefdadigheid, een aspect van Caritas, een van de drie
theologische deugden. Hij werd de patroon van de armen en later vooral van
kinderen. Hij werd ook patroon van schuttersgilden, drinkebroers (Wodan als
fuiver in het Walhalla)
.
Hij stierf op 8
november en wij vieren zijn begrafenis op 11 november; de indaling in de aarde,
het donker, het dodenrijk. De 11e van de 11e, het begin van het katholieke
carnavalsfeest.
'HER-story' van
de Apostel van Gallië.
De begraafplaats
meenden men is de plek waar de hemel met levenskracht de aarde aanraakt.
Op zijn graf werd een basiliek gebouwd wat
uitgroeide tot het belangrijkste pelgrimsoord benoorden de Alpen en
vergelijkbaar met Rome en Jeruzalem.
Zijn mantel
-cappa- was de talisman van de Frankische vorsten, die hen beschermde en moest
worden verdedigd. Een verhaal vertelt namelijk dat hij niet zijn mantel in
tweeën heeft gesneden maar geheel aan de bedelaar heeft gegeven. Hij gaf zijn
werelds ambt als het ware weg om het geestelijke pad te gaan. Een mantel van
een centurio was trouwens een kostbaar gewaad met kap dat in handen kwam van de
machthebbers in zijn omgeving. De Frankische koningen zagen hem als een
militaire heilige die esoterische werd. Zijn cappa werd op militaire missies
meegenomen en een ‘cappalaan’ was verantwoordelijk voor het oprichten van een
‘cappel’, een klein houten bouwwerkje waar de mantel kon worden opgehangen waar
de Frankische koning na een dag van strijd kon mediteren. De Frankische
koningen kenden in de oorlogvoering nog de oude strijdtechniek van aanvallen en
terugtrekken, de stootbeweging. De cappalaan was dus verantwoordelijk voor de
cappa en het bouwen van een tijdelijk onderkomen. De kerk heeft later deze taak
overgenomen en de laagste geestelijke vernoemd naar deze functionaris die we nu
kennen als kapelaan. Ook het kleinste geestelijke gebouw wordt een kapel
genoemd.
In vredestijd
werd het in de koninklijke kapel gekoesterd en geëerd. De eerste niet-Romeinse
keizer, Karel de Grote (768-814) bracht de cappa onder in de paltskapel in
Aken. Dit heiligdom dankte evenals de stad zelf (Aix-la-Chapelle) zijn naam aan
deze kostbaarheid. De priesters die er dienst deden, werden ook kapelanen
genoemd. Door de tocht naar zijn mantel als naar zijn graf verwachtten ze
loutering en bevestiging van hun macht.
Het Maartenfeest
heeft een deelaspect van Germaanse Wodan en de Keltische parallel god Lug
(gezeten op zijn paard Aenbarr) verering. In de Gallo-Romeinse tijd frequent
uitgebeeld in de “Jupiterzuilen” (teken van de boom; symbool van vereniging van
kruin-hemel en aarde-wortels) Daarop werd het beeld geplaatst van Lug terwijl
zijn paard voorpoten rusten op de schouders van een aardreus. Later gedevieerd
naar het beeld van Martinus te paard gekoppeld aan de bedelaar.
Ook Germanen
bouwden zuilen ter er van de god Tiwaz. Hemelgod Wodan werd net als Lug gezeten
op de witte schimmel Sleipnir (zonnesymbool) Dit hemel-vuur motief; voortgezet
in 11-november vuren. Het complementaire mannelijke element vuur wordt aan het
eind van de vroeg Keltische Samain (water) feestperiode vereerd met deze vuren.
In Nederland kent
men veel Sint-Maartenvuren die in de plaats zijn getreden van het oud-Germaanse
herfstfeest, met dankoffers voor de oogst aan Wodan en met gedachtenis aan de
afgestorvenen. Bekend was de Sint-Maartensgans: de gans was aan Wodan gewijd.
En de avond
ervoor was het St. Maartens vasten.
Tot het begin van
de twintigste eeuw werd Sint-Maarten gezien als het begin van de winter en dan
moest het huis winterklaar zijn. Zo was het ondermeer de dag waarop de kelder
ingericht moest zijn. Het huis was aan kant gemaakt en de kachel werd
aangekoppeld. Men leefde toen meer met de seizoenen en voedsel voor de winter
was de grootste zorg.
Rond Sint-Maarten
werd vee geslacht en het vlees werd gepekeld en klaargezet voor de
wintermaanden. Het was en vrolijke tijd met markten met kermis waar je spullen
voor de winter kon kopen.
Het was een
peildatum waarbij diensten werden opgezegd. je zocht een andere betrekking,
vandaar de uitdrukking “de pijp aan Maarten geven” (doden aspect rond Wodan)
Vooral armen,
zowel volwassenen als kinderen gingen langs de deuren om een klein cadeau te
ontvangen. Je gaf iets van de voorraad die je voor de winter had. Eind 19de
eeuw liep de populariteit van het feest terug. Alleen de allerarmsten liepen
nog langs de deuren met een uitgeholde suikerbiet al lampion.
In de jaren
vijftig en zestig van de vorige eeuw nam de belangstelling weer af. Het gevoel
van een opgeruimde stal, het huis schoon en gezellig voor de winter, was niet
meer. De traditie bleef echter wel voortbestaan in plaatsen waar
Sint-Maartenskerken stonden.
De laatste jaren
is het feest weer in opkomst en heeft het vooral een sociaal karakter; ontmoeten.
Vergeet ook niet
de lange geschiedenis van geestelijke opgedrongen beïnvloeding vanuit het
zuiden. Het noorden heeft vele malen invloeden vanuit het zuiden moeten
ondergaan, steeds in kortere perioden. Eerst de Romeinen, dan het Frankische
christendom, vervolgens de Spanjaarden en dan de Fransen. En nu in de
islamitische golf. Een komen en gaan van externe invloeden in een gebied dat
nog steeds een oorspronkelijke eigenheid kent. Kent u ook de eigenheid van dit
mooie GEBIED?
Geplaatst op
vrijdag, 10 november 2006 om 08:48
Geen opmerkingen:
Een reactie posten