“De wijsgeer Patañjali, auteur
van de Yoga Sûtras, zegt (sûtra 1,33):
De geest wordt
gezuiverd door vriendelijkheid (maitrî), mededogen
(karunâ),
blijdschap (muditâ) en
onverschilligheid ten aanzien van tegengestelden (upekshâ) aan te
kweken.
Deze vier eigenschappen vinden we ook
terug in het Boeddhisme (in mindfullness) en ook de Koran laat zich niet
onbetuigd (surah 57,33).
Zij vormen een duidelijk schild tegen
de inwerking van onze kortzichtigheid en onze innerlijke vijanden die daarmee
gepaard gaan: lust, woede en boosheid, hebzucht, waan en misleiding,
verslaving, en afgunst. Stap voor stap zullen we ons beter en gelukkiger
voelen. Rust en vrede komen in beeld als praktische propositie. Deze vier
kwaliteiten vormen de basis voor een universele verbondenheid waardoor allerlei
onzuiverheden en perverse toestanden in onze geest opgelost worden. Onze
verslaving aan sensueel genot vermindert en we raken steeds meer geïnteresseerd
in onze goddelijke oorsprong en natuur die ons dagelijkse leven beïnvloeden.
“
Bron: Paul van Oyen
Villa Sophia Rondbrief
April 2016