woensdag 11 juli 2018

Kabouters, gevlucht voor een Boeddhistisch klooster


Een  eigen verhaal uit een ontmoeting in de Zomer van 2004 in het kader van een intern internationaal kabouter onderzoek in de omgeving van Sablou in de Dordogne.

"Niet ver van Fanlac ligt het plaatsje Le Moustier. Op de westzijde van een berg, grenzend aan het dal van de Dordogne, liggen enkele belangrijke Boeddhistische kloosters. Een ervan, het Dhagpo-Kagyu-Ling centrum, is toegankelijk voor belangstellenden en dat bezoek ik. Er staat een helder witte stupa.
Dit is voor mij de plek waar het boven de aarde licht is en direct eronder donker, vlakbij de ashram. De rode godin is daar verder de aarde ingedaald. De andere kloosters hebben de witte godin onder hun territorium. De Grote Godin, de overstijgende van de witte, rode en zwarte godin  zit meer in de bergen.
Op de kaart zoek ik een contactplek met de kabouters. Dan hoor ik: “Wij zijn heel boos op de boeddhisten. Ze hebben onze plaats ingenomen! Wij zijn massaal naar de andere kant getrokken”. Het zijn hele kleine kabouters met puntmutsjes en ongeveer 10 cm hoog. Een hele rij trekt langs me heen om me persoonlijk te begroeten. Het lijkt wel of het hele volk is komen opdraven. Ik blijf maar knikken en knikken naar ze. “We leven heel diep weggeborgen in deze berg”, zegt er een. Oh, vandaar dat ze zo klein zijn. Ik ben in hun ogen een hele grote kabouter. Als ik mijn hand op mijn hart leg om ze liefdevol te begroeten, schrikken ze. Daar kunnen ze niet tegen. Als ik een kabouter visualiseer en deze omhels, dan verstaan ze die taal wel. Wat is er met jullie gebeurd?, vraag ik. “We leefden hier altijd vredig op de berg totdat er in de zestiger jaren monniken kwamen en hier bleven wonen. Ze gingen allerlei mantra’s zingen, de aarde kussen en hun eigen goden meenemen; goden die wij niet kenden”. Hoog in de lucht wordt ja geknikt ter bevestiging op dit relaas. “Ze willen hier een witte kolonie maken, een kolonie van verlichte mensen, maar wij zijn gewoon kabouters. Aardekabouters, met hun eigen pad”.
Wat maakt vooral dat jullie weg gingen?  “Hun goden gingen dit terrein afstruinen en daar waren wij bang van. Ze deden ook vreemde rituelen die wij niet begrijpen. Toen hebben we maar besloten weg te gaan, omdat het leek dat ze heel lang zouden blijven. We zijn nog steeds boos op ze, omdat wij onze oude territoria in de grotten moesten verlaten”. Ze zijn zelfs een beetje haatzuchtig, verzucht ik.
Om de aandacht wat te verleggen, vraag ik Wat is jullie oorspronkelijke kwaliteit? “Wij leven hier al zo lang dat mensen zich dat niet meer kunnen herinneren. Dit zijn namelijk heel oude kaboutergebieden”. Kan ik wat voor deze boze wezens doen?, denk ik.  “Kun je hen niet wegsturen”, krijg ik prompt te horen. Nee, dat kan ik helaas niet voor jullie doen. “Wat kun je dan wel?”, is de volgende vraag. Ik kan jullie leren je te verzoenen met deze situatie, maar daar zijn ze niet erg van gecharmeerd. Zelfs boosaardig. Ik roep dan hun wijzen op om te overleggen. ”Je kunt weinig doen, want de situatie is al beslecht. Het zijn twee partijen, dat is nu eenmaal de realiteit”. Kan ik bemiddelen? Dat moeten ze aan hun koning vragen, die plots verschijnt. Ik leg hem de vraag voor. Hij beweegt heen en weer, van voor naar achter. Nee, zo iets is nog nooit in hem opgekomen. Dan antwoord hij resoluut: “Ga in vrede en laat dit aan ons over. Wij zijn wijs genoeg om hiermee om te gaan, maar het doet wel pijn”. Dan vertrekken ze in drommen naar hun schuiloord in de berg.
Als natuurlijk loop ik het bergpad op en kom na een paar honderd meter weer bij de ashram. Op een bankje probeer ik contact te krijgen met het plaatswezen van deze gemeenschap. Een ‘vliegende Rinpoche’ komt in beeld en ik leg hem de situatie voor. Hij zegt: “Dit soort wezens kennen wij niet”. Ik leg hem uit hoe wij dat hier in Europa zien. “Oh, aarde-elementaren*, daar hebben we nooit bij stil gestaan”. Als ik hem vertel dat ze verbolgen en boosaardig zijn geworden, reageert hij liefdevol: “Dat is niet onze bedoeling”. Hij vliegt direct naar het dal en ik kijk toe. Hij buigt voor een groep en ze accepteren zijn liefde, zijn begroeting. Ontroerend om te zien hoe het misverstand zo snel opgelost kan worden door liefdevol contact. Ik vraag de Rinpoche of hij dit ook kan doorgeven aan de andere westerse ashrams. Bij de stupa die in Friesland staat, heb ik eenzelfde fenomeen waargenomen. Dat geen echt contact werd gemaakt met wat daar is. “We zullen de plaatswezens meer dienen te respecteren”, zegt hij buigend en stijgt weer op naar boven.
 
Het liefdesveld in deze omgeving is heerlijk om te voelen. Als ik bij de grote ontmoetings-tent ga zitten, ervaar ik de grote lichtstupa die zich hier heeft gevestigd en die uitgekristalliseerd is door de grote meesters die hier komen. “Laat verlichting niet je doel zijn, maar het Zijn”, is wat ik hoor. Ze laten me zien dat er twee kanten zijn in m’n lichaam, een lichte en een donkere kant. Een mannelijke en een vrouwelijke. Beide mogen er zijn, zoals ze elk afzonderlijk via de kanalen rond de ruggengraat omhoog stijgen en elkaar in elk chakra ontmoeten.
Van een afstand valt het beeld me te binnen dat de kabouters hebben besloten om hier weg te trekken naar een gebied waar ze meer in vrede kunnen leven. Een ander groter wezen gaat hen voor. De strijd is nu in feite voorbij."


* nu zou ik zeggen elementalen i.p.v. elementaren

nb: verdringing van het aanwezige traditionele lokale door het indringende van buiten komende kracht via bijvoorbeeld een mens, is een heel bekend fenomeen dat nog steeds doorgaat. Denk aan de Feng-shui dat de inheemse West-Europese geomantie heeft verdrongen, het christendom de oude religie etc.

reactie;
1. Bedankt voor het delen van het kabouterverhaal Dick. Mooi dat de misverstanden oplossen door liefdevol contact maken. (F.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten