zondag 8 september 2019

Een middeleeuwse Tempeliersvisie op gewenste religieuze en maatschappelijke ontwikkeling.


Op zondag 26 februari 1995 ‘interviewde’ ik H.S over zijn kathedralenbouw-verleden.

Hij kwam in zijn vorig-leven ervaring als kathedralenbouwer in Frankrijk, vermoedelijk 12e eeuw, ten tijde van wat hij noemt paus Leo. Hij behoorde tot de orde van de Benedictijnen en leefde tot zijn dertigste in het klooster. Hij werd uitgekozen om en speciale opleiding te volgen in wat ik zou noemen de voorbereiding en leiding over de bouw van een kathedraal.  Hij ervaarde dit als een hele eer om uitgekozen te worden om zo het geloof vorm te geven in de materie. Een groep monniken ging onder bescherming van Tempelierridders op pad naar een opleidingscentrum aan de andere zijde van de Pyreneeën in Spanje.
De vijfjarige opleiding vond plaats in een grote groep van circa 100 Benedictijner monniken, die les kregen.
Zijn naam die hij pas later in het onderzoek noemt is Adolfi, die later de eerste kathedraal van Toulon opbouwde.
Dit was het begin van een jarenlang onderzoek avontuur naar de energetische en spirituele achtergronden van de kerkenbouw in de twaalfde eeuw op basis van een getuigenverklaring verkregen door regressie.


Nu een deelaspect van dit niet gepubliceerde onderzoek:

"In mijn opleiding heb ik eens een uitvoerig een openhartig gesprek met een hoofdtempelier gehad. “Labyrinten zien wij als niet noodzakelijk, als overbodige ingewikkeldheid, het zetten van een streep onder de Keltische cultuur; het is beperkend. Het denken in die gehele cultuur was sterk gericht op het instandhouden van kleine gemeenschappen en dat hield dan altijd een beperking in of misschien zou je zelfs mogen zeggen, dat het beperken een doel is. Achter dat aspect willen wij een punt zetten om tot meer gezamenlijkheid te komen, tot grotere verbanden te kunnen komen en daardoor via een beter leven op aarde tot een beter mens kunnen worden. Dit is op zichzelf een zuiver christelijke gedachte. In de opbouwfase was de kerk ook klein en niet georganiseerd geweest, maar nu er wel een organisatie groeit, een goede organisatie opbouw eigenlijk alleen in de kerkelijke structuur aanwezig is, vinden wij dat die gebruikt mag worden om het welzijn van de mensen te bevorderen.

De Keltische cultuur blijft zo klein en die bekrompen, benauwende structuur kan de mens, mijns inziens, zich niet ontwikkelen, tot welzijn komen. Ik heb deze Keltische cultuur trouwens zelf niet aan den lijve gekend.
Een aspect van hen is het zich bezighouden met die aarde waar hun voeten op staan. Natuurgoden wat betekent dat eigenlijk: dat alles wat zij kunnen geloven een vorm moet hebben. Dus in wezen geloven ze alleen in hun vormen, of die vorm nu een boom is, of een plant of een stok of een lijn, dat maakt niet uit. Het moet iets voorstellen, dus ze zijn heel gefixeerd op materie en dat is ook zo’n aspect waar wij van denken dat dat voor de mensen niet meer nodig is. Dat op dit moment de mensheid al kan aannemen en misschien sommige ook kunnen ervaren, dat er meer is dan die vormen en daaraan waarde hechten. Dat je dus wel met zinnebeelden kunt werken, maar dat het gaat om de werkelijkheid daarachter. Daarom wordt dus het pentagram niet als zichtbare vorm aangebracht, althans in dit soort situaties, maar wordt het wel om zijn kracht in gebouwen gebruikt. Het niet laten zien, zodat het niet de vorm is die aanbeden gaat worden, maar dat het de krachten die ontwikkeld worden, dat die belangrijk zijn. Dat die hun werk doen en zou je het duidelijk maken naar iedereen toe dat het dat pentagram is dat daarvoor verantwoordelijk is, dan zou je kunnen zeggen dat dan misschien het pentagram aanbeden gaat worden als zijnde een vorm van goddelijke manifestatie.
Hetzelfde geldt met het onzichtbaar aanbinden van die hele omgeving. Het aanbinden van de omgeving deed men in Egypte minder, maar wel het aanbinden van bijzondere plekken met elkaar. Dat werd ook hun ondergang omdat dat zinloos is; alleen bijzondere krachtplaatsen met elkaar te verbinden en daardoor nog stabieler en krachtiger te maken, terwijl er voor de hele omgeving niets gedaan wordt. Energetisch werd daar in de Egyptische cultuur niets voor gedaan. Het enige wat gedaan werd is het fysieke, het water, maar er was geen energetische verzorging.

Wij vormen een beweging dat mensen zich ook aangebonden kunnen voelen aan de opgebouwde structuren. En ook wanneer ze hun weg weer zijn gegaan dat ze dat contact in wezen kunnen behouden, zich aangebonden te voelen aan die grotere structuur. Dat was in Egypte absoluut niet het geval. Het waren ook oasen, die zelfs streng beschermd werden en afgescheiden. As het ware waren ze niet veel verder in hun energetische ontwikkeling gekomen dan de Kelten. Dat is ook hun ondergang geworden omdat er geen draagvlak is.”


Geen opmerkingen:

Een reactie posten