Op zondag 26 februari 1995
‘interviewde’ ik H.S over zijn kathedralenbouw-verleden.
Hij kwam in zijn vorig-leven
ervaring als kathedralenbouwer in Frankrijk, vermoedelijk 12e eeuw, ten tijde
van wat hij noemt paus Leo. Hij behoorde tot de orde van de Benedictijnen en
leefde tot zijn dertigste in het klooster. Hij werd uitgekozen om en speciale
opleiding te volgen in wat ik zou noemen de voorbereiding en leiding over de
bouw van een kathedraal. Hij ervaarde
dit als een hele eer om uitgekozen te worden om zo het geloof vorm te geven in
de materie. Een groep monniken ging onder bescherming van Tempelierridders op
pad naar een opleidingscentrum aan de andere zijde van de Pyreneeën in Spanje.
De vijfjarige opleiding vond
plaats in een grote groep van circa 100 Benedictijner monniken, die les kregen.
Zijn naam die hij pas later in het
onderzoek noemt is Adolfi, die later de eerste kathedraal van Toulon opbouwde.
Dit was het begin van een jarenlang onderzoek avontuur naar de energetische en spirituele achtergronden van de kerkenbouw
in de twaalfde eeuw op basis van een getuigenverklaring verkregen door
regressie.
Nu een deelaspect van dit niet gepubliceerde onderzoek:
"In mijn opleiding heb ik eens een
uitvoerig een openhartig gesprek met een hoofdtempelier gehad. “Labyrinten zien
wij als niet noodzakelijk, als overbodige ingewikkeldheid, het zetten van een
streep onder de Keltische cultuur; het is beperkend. Het denken in die gehele cultuur
was sterk gericht op het instandhouden van kleine gemeenschappen en dat hield
dan altijd een beperking in of misschien zou je zelfs mogen zeggen, dat het
beperken een doel is. Achter dat aspect willen wij een punt zetten om tot meer gezamenlijkheid
te komen, tot grotere verbanden te kunnen komen en daardoor via een beter leven
op aarde tot een beter mens kunnen worden. Dit is op zichzelf een zuiver christelijke
gedachte. In de opbouwfase was de kerk ook klein en niet georganiseerd geweest,
maar nu er wel een organisatie groeit, een goede organisatie opbouw eigenlijk
alleen in de kerkelijke structuur aanwezig is, vinden wij dat die gebruikt mag
worden om het welzijn van de mensen te bevorderen.
De Keltische cultuur blijft zo
klein en die bekrompen, benauwende structuur kan de mens, mijns inziens, zich
niet ontwikkelen, tot welzijn komen. Ik heb deze Keltische cultuur trouwens
zelf niet aan den lijve gekend.
Een aspect van hen is het zich
bezighouden met die aarde waar hun voeten op staan. Natuurgoden wat betekent
dat eigenlijk: dat alles wat zij kunnen geloven een vorm moet hebben. Dus in
wezen geloven ze alleen in hun vormen, of die vorm nu een boom is, of een plant
of een stok of een lijn, dat maakt niet uit. Het moet iets voorstellen, dus ze
zijn heel gefixeerd op materie en dat is ook zo’n aspect waar wij van denken
dat dat voor de mensen niet meer nodig is. Dat op dit moment de mensheid al kan
aannemen en misschien sommige ook kunnen ervaren, dat er meer is dan die vormen
en daaraan waarde hechten. Dat je dus wel met zinnebeelden kunt werken, maar
dat het gaat om de werkelijkheid daarachter. Daarom wordt dus het pentagram
niet als zichtbare vorm aangebracht, althans in dit soort situaties, maar wordt
het wel om zijn kracht in gebouwen gebruikt. Het niet laten zien, zodat het
niet de vorm is die aanbeden gaat worden, maar dat het de krachten die
ontwikkeld worden, dat die belangrijk zijn. Dat die hun werk doen en zou je het
duidelijk maken naar iedereen toe dat het dat pentagram is dat daarvoor
verantwoordelijk is, dan zou je kunnen zeggen dat dan misschien het pentagram
aanbeden gaat worden als zijnde een vorm van goddelijke manifestatie.
Hetzelfde geldt met het
onzichtbaar aanbinden van die hele omgeving. Het aanbinden van de omgeving deed
men in Egypte minder, maar wel het aanbinden van bijzondere plekken met elkaar.
Dat werd ook hun ondergang omdat dat zinloos is; alleen bijzondere
krachtplaatsen met elkaar te verbinden en daardoor nog stabieler en krachtiger
te maken, terwijl er voor de hele omgeving niets gedaan wordt. Energetisch werd
daar in de Egyptische cultuur niets voor gedaan. Het enige wat gedaan werd is
het fysieke, het water, maar er was geen energetische verzorging.
Wij vormen een beweging dat mensen
zich ook aangebonden kunnen voelen aan de opgebouwde structuren. En ook wanneer
ze hun weg weer zijn gegaan dat ze dat contact in wezen kunnen behouden, zich
aangebonden te voelen aan die grotere structuur. Dat was in Egypte absoluut
niet het geval. Het waren ook oasen, die zelfs streng beschermd werden en
afgescheiden. As het ware waren ze niet veel verder in hun energetische
ontwikkeling gekomen dan de Kelten. Dat is ook hun ondergang geworden omdat er
geen draagvlak is.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten