zondag 20 mei 2012

Subtiele zondagmorgen wandeling



Lopend in het bos met de kleine vrouwe in de wagen is het een verademing om niemand tegen te komen. De lange boswegen, mensenwegen om het gebied te doorkruisen, worden afgewisseld door oude wegen die de oude energielijnen volgden. Bij een klein beekje ontmoet ik een dertig centimeter grote boself in de boomkruin. Ze vliegen nu uit de elfen in alle richtingen van hun hoofdburgen. Wat verderop kom ik een oud lustwegen tegen: een goudzoeker met twee aangelijnde ‘zwijnen’ die al meer dan 600 jaar door blijven zoeken naar dat edele metaal. Lustwezens die voortleven en hun pad blijven volgen van hun reeds lang gestorven opdrachtgever , die ze niet heeft bevrijd. Ze zoeken deze persoon later wel weer op als hij in zijn stoflichaam is teruggekeerd.
Dieper in het bos legt een woudgeest  verbinding. Het zweeft als een groot wezen door de kruinen en is belast met de verantwoordelijkheid van dit bosgebied. “We zijn heel oud en zijn hier gekomen nar de voorlaatste ijstijd en meegereisd met het ijswezen. De oudere wezens hier zijn naar het zuiden gegaan. Of stierven en wij kwamen daarvoor in de plek.” Een langere geestelijke cyclus. In het bos valt later een kleine hoogte op: een trollenburcht met daaronder goudwezens en daaronder een feeënburcht en daaronder uiteindelijk  de godin. Een oude heilige plek.
De wagen is weer volgeladen met menselijk zwerfafval. Wat zijn dat toch sloddervossen die stoflichamen!-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten