Nederland was in
het westen, de voormalige delta van Rijn, Maas en Schelde een sedimentenland
aan de oppervlakte en in de diepte; laagje voor laagje werd het opgebouwd waar
de natuur weer haar eigen laag op liet groeien door veenvorming. Het sedimentatieproces vanuit zee en rivieren
is de laatste duizend jaar gestopt. De rivieren liggen in een keurslijf en de
zee werd geweerd uit het binnen land. De rivier mag alleen in haar eigen bed
wat meanderen en de zee op bepaalde
plaatsen de duinenreeks indringen. Wat eens een rijke delta was is nu het
dichtst bevolkte deel van ons landje.
Het gevolg van
deze begrenzing is dat de zee en de rivieren verder stijgen en het binnendijkse
land zakt, inklinkt, ‘opgegeten’ wordt, veraard. In feite wordt het van de grote stromende water
processen afgesneden en zakt, totdat het water het weer overneemt en het land
weer jaarlijks bevrucht kan worden met water en haar sedimenten.
In het
Fichtelgebirge is een ander proces gaande, Dat is een erosiegebied en worden de
basis sedimenten van klei en zand afgevoerd uit het Middelgebergte, naar de
rivierdelta’s . Hier was het eens zo hoog als de Himalaya en rijkt nu tot maximaal 1000 m.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten