zondag 1 juni 2025

op stap met mezelf in Buiten

 Zondagochtendwandeling, 1 juni 2025

Het is zondag, tijd voor een ochtendommetje van anderhalf uur. Achter de schuur ligt mijn weide, waar het gras meer dan een meter hoog staat, doorspekt met bloemen. Het gras is nat; mijn schoenen worden doorweekt. Wandelen in het beekdal achter het huis is een weldaad. Het brengt me dichter bij mezelf, bij de waarneming en het subtiele. Soms sta ik even stil, omdat mijn innerlijk dat aangeeft. Vaak zijn dat momentjes van reiniging van het etherische en astrale lichaam. Ja, wat is dat toch – om waar te nemen!

Even verder ligt een pas omgewaaide boom op het pad. Mijn buurman en ik zullen die binnenkort samen verwerken en zo de houtvoorraad aanvullen.

Onderweg pluk ik wat wilde bieslook en tijm. Op de omsloten vlakte is duidelijk te zien dat het een droog jaar is. Ook door de beek de Menslo stroomt nog maar weinig water.

Het bospad door het hellingbos, dat ooit bij de boerderij hoorde, mist de bank die er vroeger stond. Even verder is een plek begroeid met dalkruid – een verademing om daar het astrale lichaam te ontladen.

De naaldbomen, die meer verdampen dan loofbomen, hebben het hier zwaar door de jarenlange droge zomers. Al lopend langs de dode stammen ontwaakt de houtwolf in mij: zal ik hier gaan zagen?

Bij een kleine poel heeft de eigenaar de elzen en essen omgezaagd. De restanten liggen kriskras over elkaar. Wat een houtverspilling… hmm.

Teruglopend over een grote grasheuvel valt mijn oog op een kring van margrieten – een elvenplek. Ik mag ze niet storen. Een prachtig gezicht, zo’n veld vol kruiden. De buurfamilie, die een schapenhouderij heeft, maaide jaarlijks deze vlakte. Ze was ooit bestemd als industrieterrein, maar de eigenaar heeft het teruggegeven aan de gemeente. De grootte bleek niet overeen te komen met de plannen – te klein voor een industriële hal. Een geluk bij een ongeluk.

Langs het begroeide huis van de dorpsfilosoof loop ik stilletjes. Het is nog te vroeg om hem te wekken. Zijn huis ligt aan een tweehonderd meter lange holle weg. Daar bezit ik nog een middeleeuwse grotkelder van veertig meter lang. Ik check of de ijzeren deur nog goed in het slot zit. Eens in de twee jaar ga ik naar binnen om te kijken of alles nog in orde is.

Niemand is nog wakker rond half acht. Ik keer terug op de binnenhof met een verrijkt etherlichaam en een gereinigd astraal lichaam. Zittend op de binnenplaats laat ik de laatste astrale belastingen los. Lage astraliteit van buiten – van woningen, mensenmassa’s, plekken – maakt me moe. Nu herken ik ook de lage sfeer in mijn stal. Het is het indringende veld van de naastgelegen moskee. Al jaren ervaar ik daar problemen mee, met hun onbegrensde lage astraliteitsvelden en -wezens. Ik moet bewust een aandachtsmuur plaatsen – onder, midden en boven – om het daar te laten waar het thuishoort: in dat territorium.

Veel huizen en wegen zenden hun energetische veld uit naar de omgeving. Het ene sterker dan het andere. Onbegrensdheid als een collectieve ziekte.

Het is weer zondag – een dag om eens iets anders te doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten