maandag 16 september 2024

grondstoffenvloek , kolonisatie en ontheemding van de localiteit

Er is een rechtstreeks verband tussen het kolonialisme en de crisis van onze planeet

De crisis van onze planeet vindt haar oorsprong in het westerse kolonialisme met zijn minachting voor inheemse volkeren, dieren en natuur. Het begon allemaal op de Banda-eilanden…

Amitav Ghosh


"Mijn verhaal begint bijna vierhonderd jaar geleden, in de Banda-archipel, een kleine eilandengroep in het uiterste zuidoosten van de Indische Oceaan. Het grootste van deze eilanden is slechts tweeënhalve mijl lang en een halve mijl breed – de Banda-eilanden zijn zo minuscuul dat ze op de meeste kaarten slechts als een paar stippen zijn aangegeven.

De Banda-eilanden liggen op een breuklijn waar de aarde voelbaar leeft: de eilanden en hun vulkanen zijn voortgekomen uit de Ring van Vuur, die loopt van Chili in het oosten tot de rand van de Indische Oceaan in het westen. Een nog steeds actieve vulkaan, de Gunung Api (‘Vuurberg’), torent boven de Banda-eilanden uit, zijn top voortdurend gehuld in wolkenpluimen en opstijgende stoom.

Deze vulkaan bracht een geschenk in de vorm van een botanische soort die op deze kleine archipel als nergens anders heeft gefloreerd: de boom die zowel nootmuskaat als foelie voortbrengt. Vóór de achttiende eeuw was elke nootmuskaat ter wereld afkomstig van de Banda-eilanden of daaromheen. Maar de muskaatnoot was een avontuurlijke reiziger: eeuwen vóór het begin van onze jaartelling circuleerden er al muskaatnoten op grote schaal in Azië, Afrika en Europa. Ze werden zo begeerd dat je in het vijftiende-eeuwse Europa met een handvol nootmuskaat een huis of een schip kon kopen.


De Portugezen waren de eerste Europeanen die de Banda-eilanden bereikten, in 1511, maar anderen volgden hen op de voet, eerst de Spanjaarden, daarna de Nederlanders en de Engelsen. De Europeanen hadden met elkaar gemeen dat ze allemaal een monopolie op de handel in nootmuskaat en foelie wilden opleggen. 


De Nederlanders waren het meest meedogenloos van allemaal en stuurden steeds weer vloten naar de eilanden om de bewoners verdragen op te dringen. De eilandbewoners waren niet talrijk, er waren er in totaal maar zo’n vijftienduizend, maar ze verzetten zich zo hardnekkig dat in 1621 de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Jan Pieterszoon Coen – die vandaag de dag bekend staat als de uitvinder van het aforisme ‘Geen oorlog zonder handel, geen handel zonder oorlog’ – besloot dat het Banda-probleem een definitieve oplossing behoefde: de eilanden moesten worden ontdaan van hun bewoners.

Zodra de Bandanezen weg waren, zouden kolonisten en slaven worden aangevoerd om een nieuwe plantage-economie in de archipel te creëren. Dus leidde Coen in februari 1621 een Nederlandse vloot naar de Banda-eilanden en gaf hij de bewoners opdracht hun dorpen en huizen te verlaten. In april 1621 kwam Coen met zijn definitieve oplossing: op zijn bevel roeiden de Nederlanders in een paar weken tijd de hele bevolking van de eilanden uit – enkele duizenden werden gedood, enkele duizenden stierven van honger of ziekte, en de rest werd tot slaaf gemaakt en gedeporteerd.

Binnen een paar maanden hadden de Bandanezen, ooit een trotse en ondernemende handelsgemeenschap, als volk opgehouden te bestaan. Hun wereld was in nog geen tien weken tot een einde gekomen. De Bandanezen behoorden daarmee tot de eerste slachtoffers van een plaag die nu de hele planeet dreigt te overspoelen: de ‘grondstoffenvloek’.

Voor de Bandanezen waren de landschappen, bossen en bomen van hun eilanden woonplaatsen die op een verbeeldingsvolle en materiële manier met het menselijk leven waren verweven; het landschap bestond niet alleen om nootmuskaat te produceren. Ze zongen liederen over nootmuskaat en vulkanen en vertelden er verhalen over. Voor Jan Pieterszoon Coen en de Verenigde Oost-Indische Compagnie daarentegen hadden de bomen, vulkanen en landschappen van de Banda-eilanden geen andere betekenis dan als grondstoffen die konden worden gebruikt om winst te maken. Voor hen vertegenwoordigden de bomen en vulkanen die in de liederen van de Bandanezen voorkwamen niets meer dan hun nut; het idee dat een vulkaan betekenis kon hebben was voor hen slechts bijgeloof, of zelfs afgoderij. Ook was er in de ogen van de Nederlandse kolonisten geen intrinsieke band tussen de Bandanezen en het landschap dat zij bewoonden, zij konden gewoon worden vervangen, door arbeiders en managers, die de archipel zouden omvormen tot een nootmuskaatfabriek.

Dit was een radicaal nieuwe kijk op de aarde, als een ‘enorme machine van inerte deeltjes die onophoudelijk in beweging zijn’. Zelfs in Europa begon de mechanistische visie op de wereld pas in de zeventiende eeuw vorm te krijgen, en dan nog alleen onder de elites. Dat dit gebeurde tegen de achtergrond van de Europese verovering van de Amerika’s was geen toeval. Na de onderwerping van dat continent begonnen ontwikkelde Europese mannen uit de hogere klasse zichzelf te beschouwen als de onderdrukkers van alles waar zij toezicht op hielden, zelfs in hun eigen land, en vooral binnen dat domein dat zij beschouwden als ‘de natuur’, een inerte opslagplaats van hulpbronnen die, om ‘verbeterd’ te worden, moest worden onteigend, of het nu ging om inheemse Amerikanen of om Europese boeren.

Een opvallend kenmerk van de mechanistische ideologieën van de Verlichting is dat ze radicaal gericht waren op de mens. Mensen werden beschouwd als verheven boven alle andere wezens, en het voornaamste kenmerk van hun superioriteit lag in hun bezit van de taal, en in hun vermogen zinvolle uitspraken te doen en te begrijpen. Volgens deze opvatting bezat alleen de mens het vermogen om te spreken, doelbewust te handelen en, niet in de laatste plaats, geschiedenis te schrijven."


https://www.groene.nl/voorbeeld/er-is-een-rechtstreeks-verband-tussen-het-kolonialisme-en-de-crisis-van-onze-planeet


Geen opmerkingen:

Een reactie posten