Bodemecoloog: ‘Kijk hoe de landbouw al ís veranderd, dan moet meer duurzaamheid ook kunnen’
Niemand wil de bodem vervuilen, zegt Wim van der Putten. Natuurbeschermers niet, boeren niet, consumenten niet. En toch gebeurt het. Hij hoopt dat het verhaal over het fascinerende leven in die bodem bijdraagt aan een omslag.
Wat is het eerste dat een emeritus hoogleraar bodemecologie doet wanneer zijn afscheidsrede is uitgesproken en zijn toga en baret aan de kapstok hangen? “Ik ben mijn eigen kruidenrijke hooiland gaan maaien!”, lacht Wim van der Putten.
Van der Putten werkte ruim veertig jaar bij het Nederlands Instituut voor Ecologie, het NIOO-KNAW, in Wageningen en was ruim twintig jaar bijzonder hoogleraar functionele biodiversiteit aan de Wageningen Universiteit. Dat NIOO sluit binnenkort het zeventigste jubileumjaar af. Bij de oprichting in 1954 werd vooral over bloemen, planten en dieren gesproken, maar gaandeweg verschoof de aandacht naar de samenhang tussen alles wat leeft en, in het geval van Van der Putten, naar de allerkleinste organismen in de bodem.
Hoe brak bij u het besef door dat bodemleven een grote rol speelt?
“Begin jaren tachtig werden de duinen van Voorne verzwaard. Helmgras moest al het nieuw gestorte zand snel vastleggen, om wegwaaien te voorkomen. Voor mijn promotieonderzoek onderzocht ik hoe dat helmgras het beste aansloeg op nieuwe duinen. Het idee was dat je duinplanten het beste in origineel duinzand kon laten groeien. Maar wij ontdekten dat ze veel sneller aansloegen als ze in maagdelijk strandzand werden geplant.
U werkt aan een atlas voor de bodembiodiversiteit. Dat moet dan wel een gruwelijk dikke atlas worden.
“Dat kan inderdaad nooit een fysiek boekwerk worden. Het wordt hopelijk wel een database op het internet met kaarten hoe het bodemleven over ons land verdeeld is. Idealiter zou je willen dat iedereen daar ook eigen gegevens kan uploaden, om zo te kunnen checken of hun bodem gezond is of niet. Maar dan praten we over een langetermijnplanning.”
“Er zit nog wel wat werk aan die atlas. Sommige onderzoekers hadden het idee dat je makkelijk een dna-analyse op een bodemmonster kan loslaten om te zien welke organismen er in de grond zitten. In het water gaat dat best aardig, maar in de bodem is het lastig. Als je ziet dat er wat dna van een regenworm in je monster zit, dan weet je nog niet hoe lang geleden die worm daar langs is gekropen, laat staan hoeveel wormen er in die bodem zitten.”
Wat wilt u met de vrijkomende tijd doen?
“Ik heb nog promovendi en postdocs te begeleiden, maar ik wil vooral de dialoog tussen de samenleving en de wetenschap bevorderen. De samenleving lijkt heel gepolariseerd, alsof boeren lijnrecht tegenover biologen staan en stedelingen tegenover het platteland. Dat is niet zoals het is.
“Niemand wil dat de bodem wordt vervuild. Een natuurbeschermer niet, maar een boer en iemand in de stad ook niet. Toch komen die partijen maar moeilijk met elkaar in gesprek, lijkt het. Ieder redeneert veel te sterk vanuit het idee dat de ander van alles verkeerd doet, in plaats vanuit gemeenschappelijke waarden.”
U kunt er toch niet omheen dat de bloementeelt nogal wat schadelijke middelen voor het bodemleven achterlaat?
“Maar dat is echt niet omdat die boer graag de bodem wil vervuilen. Die doet dat omdat consumenten in een bloemenzaak of in een supermarkt kopen het liefst bloemen, groenten en fruit zonder bruine plekjes of schade door insectenvraat.
“Daarnaast is de landbouw gevangen in een bancair systeem van grote investeringen en dure leningen waar een boer maar moeilijk uit kan ontsnappen.
“We zullen in kleine stapjes richting een meer duurzame landbouw moeten bewegen. Vanuit de landbouw hoor je al snel dat dit een veel te grote verandering is, maar als je kijkt hoe die de afgelopen decennia al drastisch is veranderd, zowel in technieken als in schaalvergroting, waarom zou opnieuw zo’n verandering, maar nu in een duurzame richting, dan niet mogelijk zijn?”
Misschien omdat de consument niet bereid is daarvoor te betalen?
“Daarom blijf ik werken voor evenementen als de jaarlijkse Bodemdierendagen, om mensen kennis te laten maken met al het leven in de bodem. Met dat soort burgerwetenschap proberen we de fascinatie en het respect voor de eigen omgeving te stimuleren. Het is nog wel een uitdaging om niet alleen voor eigen parochie te preken, maar ook mensen te bereiken die niet iedere dag de Duurzaamheid & Natuur-pagina’s van Trouw lezen. De samenleving als geheel is heel ver van de natuur afgedreven.”
Moet de oplossing dan wel van biologen komen of liever van sociologen?
“Van beiden! En van economen en geschiedkundigen en heel veel andere wetenschappers. De biologie en de natuurbescherming hebben zich veel te veel teruggetrokken in hun eigen gelijk. Dat is misschien te begrijpen als je ziet wat er in de loop van de decennia verloren is gegaan en hoeveel frustratie dat geeft. Maar het heeft niet veel zin om te denken ‘ik heb nu al duizend keer uitgelegd dat de biodiversiteit naar de knoppen gaat of dat het klimaat verandert en ze doen er nog steeds niets aan’. Misschien heb je het dan niet goed uitgelegd en moet je het eens anders proberen.
“De ecologie, laat staan de bodemecologie, is geen geïsoleerd vakgebied. We moeten veel meer samenwerken met andere wetenschapsgebieden om tot een duurzame oplossing te komen. Helaas is dat soort transdisciplinair onderzoek lastig te financieren, omdat de omvang ervan nogal veelomvattend is.”
Heeft u uw toga wel optimistisch aan de kapstok kunnen hangen?
“Natuurlijk! Er is geen andere weg dan de optimistische. Geef niet af op anderen, kom met een goed alternatief plan en presenteer dat. Dat hoop ik de komende jaren te ondersteunen door te vertellen hoe fascinerend het bodemleven is en hoe het alles bepaalt wat er boven de grond gebeurt. Als ik kan helpen wetenschapsgebieden te koppelen en verbindingen met de samenleving kan bevorderen, doe ik dat met plezier.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten