InterviewPrinses Irene
‘We dragen een leegte in ons die we maar vullen met eindeloze consumptie, in allerlei vormen’

De mens ís natuur, die filosofie draagt prinses Irene (85) al een half leven uit. Dat wereldbeeld zet ze nog een keer uiteen in Wij zijn natuur, een tentoonstelling in Singer Laren, die bezoekers uitnodigt die eenheid zelf te ervaren. ‘In onze ingewikkelde samenleving trekken we allemaal schotjes op.’
is kunstverslaggever van de Volkskrant. Hij schrijft over kunstpolitiek, subsidiebeleid en wat zich afspeelt op het snijvlak van kunst en samenleving.
Onlangs liep Irene van Lippe-Biesterfeld eindelijk dan helemaal alleen door de moderne kunsttentoonstelling Wij zijn natuur, waar ze twee jaar geleden zelf de aanzet toe had gegeven. De royaltyfotografen, eerder uitgerukt voor de feestelijke opening in aanwezigheid van haar oudere zus Beatrix, waren al lang weer verdwenen. Het was vroeg in de ochtend, nog voor museum Singer Laren de deuren voor het publiek opende.
Vrij aan het begin van de tentoonstelling stond ze nu alleen tegenover Mélancolie (2013-14), een meer dan twee meter hoog bronzen beeld van de Roemeense kunstenaar Albert György. Op een bank zit een mens, met een hoofd, armen en benen, maar geen borstkas – geen longen, geen hart. Vanuit een speaker klonken haar eigen woorden, in haar eigen stem, als ware een voice-over:
We zijn weeskinderen op aarde
ontworteld, losgekoppeld
deze scheiding is als een leegte in onszelf
ontworteld, losgekoppeld
deze scheiding is als een leegte in onszelf
‘Ik stond daar in stilte en het beeld raakte me alweer enorm’, zegt ze aan tafel in de keuken van haar huis in de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. ‘We dragen een leegte in ons, die we maar vullen met eindeloze consumptie, in allerlei vormen. Om de pijn en het verdriet van het leven te overstemmen.’
Vervreemding van de natuur
De sculptuur is een treffende verbeelding van de filosofie die de 85-jarige prinses al sinds de vorige eeuw uitdraagt – lang voor de oprichting van de klimaatbeweging Extinction Rebellion dus. De geïndustrialiseerde, kapitalistische mensheid is volgens haar vervreemd geraakt van de natuur, en daarmee van zichzelf. Door de aarde uit te buiten en te vernietigen, vernietigen we onszelf. Met alle zichtbare gevolgen voor het klimaat.
Immers, zegt ze dan steeds: wij zijn natuur. Net zoveel natuur als een mier, of een schimmel – of als het water dat ons in leven houdt en de steen die ons draagt.

Na de ontmoeting met Mélancolie dwaalde Irene van Lippe-Biesterfeld door de vijf tentoonstellingszalen. Gastcurator Maarten Spruyt heeft die in samenspraak met haar ingericht met een keur aan tekeningen, schilderijen, sculpturen, installaties en videowerk van de laatste tien, twintig jaar. Het is een gevarieerde zoektocht van kunstenaars die de kloof met de natuur willen dichten.
Wat ik nog zeggen wil
Ze zag bijen onophoudelijk vliegen en scharrelen om een honingraat in de video Fire Urn (2024) van de Slowaak Tomás Libertíny (‘Alsof je naar een vuur of de zee staart’), en keek een beer recht in de ogen in het close fotoportret Kodiak Bear #1 (2024) van de Australiër Dean West (‘Wat denkt hij, is hij nieuwsgierig, of helemaal niet?’).
Wij zijn natuur heeft als ondertitel ‘Wat ik nog zeggen wil’ en Van Lippe-Biesterfeld kent de boodschap dus wel. Ze deed toch haar best de begeleidende teksten te lezen en te beluisteren ‘alsof ze niet van mij waren, hoe moeilijk dat ook was’. De gang langs de rijke variatie aan werken ervoer ze als ‘een zintuiglijke ervaring’. De veranderingen in kleur tussen tentoonstellingszalen bespeelden haar, net als de soundscape Hortus (2025) van de Nederlandse geluidskunstenaar Jeroen Kimman. Steeds kantelde de sfeer – van de subtiele klank van het gewroet van houtmieren tot zoemende bijen en rollende donder.
Volg de druppel water
De zaal die is gewijd aan steen, water en ijs mag op het eerste gezicht een ‘lege wereld’ lijken. Maar kijk eens om het 3D-geprinte rotsblok Echo of a song long lost (2024-25) van de Nederlander Jonathan Vervoort en volg de druppel water, die steeds opnieuw valt in de ingenieuze installatie Passage to the Lake (2021) van de Zuid-Koreaan Moon Seop Seo. ‘Als je blijft staan gebeurt er echter heel veel.’
Als ze terugdenkt aan dit bezoek, verwoordt Van Lippe-Biesterfeld het gevoel waarmee ze naar huis reed zo: ‘Ik voelde een hele diepe rust: dit is waar het om gaat.’

Het is dertig jaar geleden dat Van Lippe-Biesterfeld voor het eerst haar zorgen uitte over de moderne mens die zich als heerser over de natuur gedraagt. In haar boek Dialoog met de natuur (1995) beschreef ze hoe ze in het leven was vastgelopen, tot ze plotseling, tijdens een eenzaam moment in de Zwitserse bergen, een groot gevoel van eenheid ervoer met de aarde en de kosmos.
Het boek was indertijd een spirituele bestseller, maar maakte van de prinses ook het mikpunt van spot als ‘boomknuffelaar’. Het bracht haar niet van de wijs. Ze publiceerde sindsdien nog een handvol boeken, gaf als proef op de som 5.000 hectare grond in Zuid-Afrika terug aan de wildernis en leidt al jarenlang cursussen en natuurretraites onder het motto ‘Wij zijn natuur’. Aan erkenning geen gebrek. Haar stichting NatuurCollege financiert sinds 2023 aan de Wageningen Universiteit het bijzonder hoogleraarschap ‘Mens-natuurrelaties in het Antropoceen’.
Wereldbeeld
Daarmee was het nog niet klaar. ‘Dat er in de politiek nog steeds niet echt voor het klimaat en voor de natuur is gekozen, maakte me in deze periode van mijn leven onrustig. Ik zocht naar een vorm waarmee ik mijn wereldbeeld nog een keer midden in de maatschappij kon zetten.’
Ze besprak het verlangen met haar vriendin Fusien Bijl de Vroe, die als oud-directeur van de Vereniging Rembrandt jarenlang een spil was in de Nederlandse museumwereld. Ze wees Irene op Singer Laren. In de tentoonstellingscatalogus dankt museumdirecteur Jan Rudolph de Lorm haar dan ook als ‘liefdesduif en verbindingsofficier’.
Singer Laren was snel voor het idee van Wij zijn natuur te porren – en niet alleen omdat het museum midden in het land ligt. De Gooise plaats Laren verwierf immers aan het eind van de 19de eeuw internationaal faam als hotspot van de natuurschilderkunst en het museum dankt zijn bestaan aan de collectie die het Amerikaanse echtpaar Singer daar verzamelde.
Contact maken met de natuur
Voor de samenstelling en vormgeving van Wij zijn natuur stelde het museum met gevoel voor avontuur Maarten Spruyt voor, die tot dan toe vooral naam had gemaakt met grote modetentoonstellingen. Het klikte meteen tussen de twee. Om het wereldbeeld van prinses Irene beter te leren kennen nam Spruyt deel aan haar jaarlijkse Spirit of the Wild-retraite in de Zwitserse Alpen, die volgens de aankondiging is bedoeld om ‘afstand te nemen, na te denken en opnieuw contact te maken met onszelf en de natuur’.
Het pakte hem. De vijfde zaal van de tentoonstelling in Laren nodigt bezoekers uit een concrete belofte te doen om zich meer te verbinden met de natuur. Hier is het Van Lippe-Biesterfeld om te doen. ‘Het hoopvolle aan de boodschap van Irene is dat alle dingen die je doet, hoe klein ook, samen verschil maken’, zegt de 58-jarige Spruyt aan de telefoon. ‘Ik raap tegenwoordig weggegooide elastiekjes op van de straat. Ooievaars denken dat het wormen zijn en eten ze op. Hun maag raakt er vol mee en dan gaan ze dood.’

In de keuken van Irene van Lippe-Biesterfeld staat naast de openstaande tuindeur een klein kooitje op de grond. De laatste tijd snuffelen er muizen rond. Met een nootje lokt ze de muizen het kooitje in. Als ze binnen toehappen, klapt het deurtje dicht. Ze zet het dier daarna levend en wel terug in het bos, dat zich aan het eind van haar gazon aandient.
Waarom wilde u uw verhaal met beeldende kunst vertellen?
‘Kunst raakt mensen op een andere manier dan boeken of een workshop dat doen. Het vindt ingang via de emoties, de zintuigen, niet via de analyse. Ik denk dat als je in je emoties wordt geraakt, dat je dan iets langer met je meedraagt.
‘We laten werken van kunstenaars uit de hele wereld zien. Dat vind ik belangrijk. Verschillende culturen met verschillende uitgangspunten, maar ze komen wel bij hetzelfde uit, dat we samen deel zijn van één geheel. Nu we dat hebben samengebracht en tonen met speciaal vormgegeven natuurgeluid en belichting, geloof ik dat we mensen op een vollediger manier bereiken dan alleen via hun brein.’
De museumdepots staan vol met werk van landschapsschilders uit voorbije eeuwen. Waarom heeft u daar niets van gekozen?
‘Zij hebben het er niet over dat ze zélf natuur zijn! De klassieke schilderijen zijn mooi, maar de natuur is daar een nice backdrop: een bos is voor de mens om in te lopen, de zee om in te zwemmen.
‘Het gevoel dat we zelf natuur zijn en deel uitmaken van het geheel is heel anders. Het vraagt om toewijding om dat gevoel terug te krijgen. Ik denk dat kinderen met de natuur verbonden zijn totdat ze naar school gaan. In het onderwijs gaan veel gevoeligheden bij hen dicht. Voor iedereen loopt de weg om je weer open te stellen anders. Wel zie je vaak dat mensen die op een kwetsbaar moment in hun leven zijn, makkelijker worden geraakt door de natuur.’
Aan het begin van de tentoonstelling wordt bezoekers gevraagd niet te praten in de zalen en geen foto’s te maken. Waarom?
‘Als je met iemand aan het kletsen bent of je gedachten zijn afgeleid door iets op je telefoon is het moeilijker om geraakt te worden. Het contact met de natuur terugvinden kost tijd en vraagt om stilte. Zelf merkte ik bijvoorbeeld dat er iets in mezelf openging zodra ik de natuurgeluiden in de zalen hoorde. Je kijkt dan meteen op een andere manier. Als je in de ruimte staat met de meterslange slang die in zijn staart bijt, Ouroboros (2022) van de Braziliaan Henrique Oliveira, dan voel je dat die weg wil, dat-ie uit de ruimte barst.’

Ziet u de tentoonstelling als een oefening voor mensen om zich open te stellen voor de natuur? Het is voor velen immers normaler om je met een kunstwerk te verbinden dan met een boom.
‘Niet als oefening, als een uitnodiging. Oefening vind ik dwingender.’
Maar de vraag om stilte is toch ook best schools? Ik merkte tijdens een bezoek dat niet iedereen zich eraan hield.
‘Nou, het is een vriendelijk verzoek ‘om de stilte te laten spreken’. Geen verplichting. Natuurlijk zal dat sommige mensen irriteren, maar andere mensen zijn weer geïrriteerd als iemand praat.’
De suppoosten van Singer Laren zijn niet gevraagd om als politieagenten praters aan te spreken en naar het museumcafé te verwijzen, zegt het hoofd van de communicatieafdeling. Ze zit ook aan de keukentafel bij de prinses, net als de woordvoerder die Van Lippe-Biesterfeld al meer dan twintig jaar bijstaat in contact met journalisten. Ook tegen hen zegt de prinses: ‘Van kunstkenners die naar de tentoonstelling zijn geweest hoorden we ook dat er geen dwang in het verhaal was. Dat er ruimte is voor iedereen om het op hun eigen manier te beleven. Dat vind ik belangrijk.’
Bloeiende kastanje
De boom die Irene van Lippe-Biesterfeld al een leven lang vergezelt, hangt in de zitkamer. Haar grootmoeder Wilhelmina schilderde ooit een bloeiende kastanjeboom. ‘Ik kijk er dagelijks naar.’ Het hangt in de hoek, je loopt er recht tegenaan. De houten lijst heeft een zilveren glans. De witte bloemen lichten als kaarsen op in het donkere gebladerte. ‘Ieder jaar als de kastanjes in bloei staan, schilder ik een antwoord op haar schilderij.’
Toen ze op 5 augustus 1939 werd geboren als tweede dochter van kroonprinses Juliana en prins Bernhard, hoopten haar ouders de oorlogsdreiging van die dagen te bezweren door haar de naam Irene te geven – vrede in het Grieks. Het mocht niet zo zijn: een maand later vielen de nazi’s Polen binnen.
Na haar vroegste jeugd in Canada te hebben doorgebracht, ver weg van het bezette Nederland, leefde Van Lippe-Biesterfeld na de oorlog een afgeschermd koninklijk leven op Soestdijk. In Dialoog met de natuur schreef ze daar het volgende over: ‘Een hond blaft daar ergens buiten de hekken. Iedere avond hoor ik hem. Wie zouden daar wonen en hoe zou hun huis eruitzien? Wat zou ik graag weten hoe de mensen in die straten en huizen leven en wonen. Hoe zijn ze en wat doen ze? Ik zou zo graag met de kinderen spelen. Ik haat de hekken die tussen mij en de ‘andere’ mensen staan.’
Komt uw pleidooi voor de eenheidservaring met de natuur voort uit uw afkomst uit de meest afgescheiden familie van Nederland?
‘Is dat de kop van het artikel?’
Dat weet ik niet. Het is een vraag.
‘Als je het zó zegt, klopt het. Er moesten heel veel hekken weg. Maar ik heb er nooit op die manier over nagedacht.’
U bent na de publicatie van Dialoog met de natuur veelvuldig belachelijk gemaakt. Hoe kijkt u daarop terug?
‘Het was dubbel. Aan de ene kant ben ik naar Zwitserland gegaan en wilde ik de kritieken niet lezen. Aan de andere kant kreeg ik veel brieven. Iemand schreef me: ik heb na het lezen van uw boek de gordijnen weer opengedaan en ik wil weer leven. Dat was het tegenwicht.’

Inmiddels zijn meditatietrainingen en stiltewandelingen in de natuur veel meer ingeburgerd en is de zorg om het klimaat breed gedeeld. Heeft u wel eens gedacht: zie je wel dat ik gelijk had?
‘Nee! Ik kan alleen maar blij zijn. Ik heb me heel alleen gevoeld als mens in deze ervaring van eenheid. Het was fantastisch om steeds meer mensen te ontmoeten die ook een eenheid met de natuur hadden ervaren. Ik heb daar bittere tranen om gehuild uit blijdschap.
‘Steeds weer leerde ik nieuwe dingen. Zoals dat je met iedere stap iets overbrengt aan de aarde. Als je blij dansend over de aarde gaat, breng je iets anders over dan wanneer je van woede aan het stampvoeten bent. Je straalt je gevoel uit, naar al het leven om je heen. Of je dat nu met je voeten doet, of met een lach om je mond, of met stralende ogen. Dat is allemaal hetzelfde. Het inheemse Kogi-volk uit Colombia bijvoorbeeld weet al eeuwen dat er met elke stap die je zet een wisselwerking met de overige natuur is.’
Bij vlagen is Dialoog met de natuur ook een rauw verslag van de existentiële twijfels waarmee u worstelde en die u dichter bij de natuur brachten.
‘Ja, ik zeg vaak dat we de pijn moeten durven voelen van het mens-zijn om anders in het leven te kunnen staan.’
Wat bedoelt u daarmee?
‘Het gaat erom hoe bereikbaar je bent voor de overige natuur, met daarbij de mens dus inbegrepen. In onze ingewikkelde samenleving trekken we allemaal schotjes op: je doet je beter voor dan je bent, kampt met gevoelens van onveiligheid en angsten. Als je die onder ogen ziet en kan loslaten dan raak je veel van je ego kwijt en sta je opener naar de wind die ruist door de bomen of de kleine madelief die met zoveel moed boven de aarde uitkomt.
‘Ik denk dat het belangrijk is om aan jezelf te werken om de overige natuur te ontmoeten. Dat alles er mag zijn. Dat je de mier niet doodslaat maar terugzet in de tuin, of de muis. In de cursussen is het openstellen van jezelf dan ook een belangrijk onderdeel.’
Is er een drempel waar cursusdeelnemers dan tegenop lopen?
‘Ja, absoluut. Er staat ‘ik’ op die drempel.’
In de tentoonstellingscatalogus van Wij zijn natuur haalt u de 13de-eeuwse Perzische dichter Rumi aan. ‘Er is een veld voorbij ideeën over goed en slecht; daar zal ik je ontmoeten’, schreef hij. Ik vraag me af waar dat veld is.
‘Het kan de natuur zijn, omdat daar geen oordelen zijn: een boom heeft geen mening over wat mensen allemaal hebben gedaan.
‘Ik zie ineens een beeld voor me van een ontmoeting in de woestijn, waar niets groeit en toch alles is – in iedere zandkorrel zit de hele kosmos, zei een wijs man ooit. Als je elkaar daar ontmoet, maakt het niet uit of je het wel of niet met elkaar eens bent. Je kan in de natuur alles loslaten en dan is de ontmoeting een wederzijds zijn.’
De tentoonstelling Wij Zijn Natuur is van 22 mei tot en met 31 augustus 2025 te zien in Singer Laren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten