woensdag 4 december 2019

Jagerskampplaats bij Kampen op cultusgrond?


In het kader van het project Ruimte voor de Rivier, dat als doel heeft om de IJssel een groter stroomgebied te geven. Ten zuiden van Kampen vinden hiervoor grootschalige werkzaamheden plaats. Het archeologisch onderzoek valt binnen het project Kampen-Reevediep.

Direct ten zuiden van de stad Kampen ligt een oude stroomvallei van (een voorloper van) de IJssel. Ten westen van deze oude rivierloop ligt een langgerekte zandrug.

Veruit de meeste vondsten zijn te dateren tussen grofweg 9000 en 5000 vóór onze jaartelling. Dat is een periode die archeologen de middensteentijd noemen, ofwel het Mesolithicum.

Op die locatie was een groot dekzandplateau gelegen, een ideale vestigingslocatie. Net ten oosten van het plateau was een laagte waarin een voorloper van de IJssel gestroomd heeft. Daarmee waren op het dekzandplateau in de steentijd voor jagers en verzamelaars alle gunstige omstandigheden aanwezig om juist daar te bivakkeren: hoog en droog, maar wel in de buurt van (drink-)water en diverse milieus waar voedsel verzameld kon worden.

Ruim achthonderd kuilen zijn inmiddels aangetroffen. Deze kuilen worden vaker op Mesolithische vindplaatsen boven de grote rivieren aangetroffen. In het zuiden van ons land komt dit verschijnsel niet voor. De kuilen van vindplaats 9 hebben een afgeronde of ovale vorm, met een gemiddelde diameter van 50 centimeter en zijn circa 80 centimeter diep. Maar uitschieters met een diepte tot 120 centimeter zijn ook opgetekend. De vulling van de kuilen bevat veel houtskool. Om deze reden wordt dit verschijnsel ook wel kuilhaard genoemd. De functie is echter niet zo eenduidig als de naam doet vermoeden. Eerder uitgevoerd onderzoek wijst naar de productie van teer of pek (voor het vastzetten van de vuurstenen werktuigen in speren en pijlen), maar er zijn ook sporen van voedselbereiding aangetroffen in de vullingen van de kuilen.

De dateringen lopen zeer uiteen. Deze kuilen zijn aangelegd vanaf de laatste fase van het Vroegmesolithicum (8800-7100 voor Christus) tot aan de laatste fase van het Laatmesolithicum (6450-4900 voor Christus). Aan de hand van dit chronologisch kader kan worden herleid dat de kuilen over een periode van ruim tweeduizend jaar zijn aangelegd, hetgeen het grote aantal in een ander daglicht plaatst. Sommige kuilen liggen solitair, andere gepaard, of in opvallende configuraties, zoals een halve ronding, driehoek, of rechte lijn. Enkele configuraties komen op meerdere plaatsen op het onderzoeksterrein voor en zijn ook herkend bij andere prehistorische vindplaatsen, ook in de nabije omgeving, zoals de reeds genoemde Hanzelijn of het Dronten-onderzoek. Andere zones bestaan uit een rommelig geheel van dicht opeen geplaatste kuilhaarden.


Commentaar
Jagers-verzamelaars hadden ook hun vaste bezoekpunten in hun grote landschap. Bekend is de Hondsrug in Drenthe  als hemelse voorstelling van de Melkweg .
Schijnbaar lag zo’n bezoekpunt ook bij Kampen dat tenminste meer dan 2000 jaar door de trekkende mens werd bezocht. Deze vrijwel geheel buiten levende mensen hadden ook hun rituelen in relatie met het landschap en de sterren. Mijn stelling is dat de vuurkuilen rituele kuilen zijn en verband houden met offerrituelen bij de komst van prooidieren op de grote trek. Positionering t.o.v. iets en verblijf op subtiele kwaliteitspunten is altijd een belangrijk geomantisch fenomeen geweest bij de mens. De in lijn bevindende vuurkuilen bevinden zich bij Kampen op een belangrijk uitstroom punt van de aarde -zogenaamde warme plekken- en een driehoekige structuur op een instroom punt.
Bijzonder interessant is de aanwezigheid van hutsporen van een semi permanent verblijf dat tijdens de trekfasen bezocht werd. Geomantisch onderzoek ter plaatse kan een geheel nieuw licht geven over de plaatskeuze factoren van de Oermens.


Bron: Nieuw licht op de prehistorie van Kampen, Marcel J.L.T.Niekus, 2018, Kamper Almanak. Cultuurhistorisch Jaarboek.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten