In het kader van het project Ruimte
voor de Rivier, dat als doel heeft om de IJssel een groter stroomgebied te
geven. Ten zuiden van Kampen vinden hiervoor grootschalige werkzaamheden
plaats. Het archeologisch onderzoek valt binnen het project Kampen-Reevediep.
Direct ten zuiden van de stad Kampen
ligt een oude stroomvallei van (een voorloper van) de IJssel. Ten westen van
deze oude rivierloop ligt een langgerekte zandrug.
Veruit de meeste vondsten zijn te
dateren tussen grofweg 9000 en 5000 vóór onze jaartelling. Dat is een periode
die archeologen de middensteentijd noemen, ofwel het Mesolithicum.
Op die locatie was een groot
dekzandplateau gelegen, een ideale vestigingslocatie. Net ten oosten van het
plateau was een laagte waarin een voorloper van de IJssel gestroomd heeft.
Daarmee waren op het dekzandplateau in de steentijd voor jagers en verzamelaars
alle gunstige omstandigheden aanwezig om juist daar te bivakkeren: hoog en
droog, maar wel in de buurt van (drink-)water en diverse milieus waar voedsel
verzameld kon worden.
Ruim achthonderd kuilen zijn
inmiddels aangetroffen. Deze kuilen worden vaker op Mesolithische vindplaatsen
boven de grote rivieren aangetroffen. In het zuiden van ons land komt dit
verschijnsel niet voor. De kuilen van vindplaats 9 hebben een afgeronde of
ovale vorm, met een gemiddelde diameter van 50 centimeter en zijn circa 80 centimeter
diep. Maar uitschieters met een diepte tot 120 centimeter zijn ook opgetekend.
De vulling van de kuilen bevat veel houtskool. Om deze reden wordt dit
verschijnsel ook wel kuilhaard genoemd. De functie is echter niet zo eenduidig
als de naam doet vermoeden. Eerder uitgevoerd onderzoek wijst naar de productie
van teer of pek (voor het vastzetten van de vuurstenen werktuigen in speren en
pijlen), maar er zijn ook sporen van voedselbereiding aangetroffen in de
vullingen van de kuilen.
De dateringen lopen zeer uiteen.
Deze kuilen zijn aangelegd vanaf de laatste fase van het Vroegmesolithicum
(8800-7100 voor Christus) tot aan de laatste fase van het Laatmesolithicum
(6450-4900 voor Christus). Aan de hand van dit chronologisch kader kan worden
herleid dat de kuilen over een periode van ruim tweeduizend jaar zijn
aangelegd, hetgeen het grote aantal in een ander daglicht plaatst. Sommige kuilen
liggen solitair, andere gepaard, of in opvallende configuraties, zoals een
halve ronding, driehoek, of rechte lijn. Enkele configuraties komen op meerdere
plaatsen op het onderzoeksterrein voor en zijn ook herkend bij andere
prehistorische vindplaatsen, ook in de nabije omgeving, zoals de reeds genoemde
Hanzelijn of het Dronten-onderzoek. Andere zones bestaan uit een rommelig
geheel van dicht opeen geplaatste kuilhaarden.
Commentaar
Jagers-verzamelaars hadden ook hun
vaste bezoekpunten in hun grote landschap. Bekend is de Hondsrug in Drenthe als hemelse voorstelling van de Melkweg .
Schijnbaar lag zo’n bezoekpunt ook bij
Kampen dat tenminste meer dan 2000 jaar door de trekkende mens werd bezocht.
Deze vrijwel geheel buiten levende mensen hadden ook hun rituelen in relatie
met het landschap en de sterren. Mijn stelling is dat de vuurkuilen rituele
kuilen zijn en verband houden met offerrituelen bij de komst van prooidieren op
de grote trek. Positionering t.o.v. iets en verblijf op subtiele kwaliteitspunten
is altijd een belangrijk geomantisch fenomeen geweest bij de mens. De in lijn
bevindende vuurkuilen bevinden zich bij Kampen op een belangrijk uitstroom punt
van de aarde -zogenaamde warme plekken- en een driehoekige structuur op een
instroom punt.
Bijzonder interessant is de
aanwezigheid van hutsporen van een semi permanent verblijf dat tijdens de
trekfasen bezocht werd. Geomantisch onderzoek ter plaatse kan een geheel nieuw licht geven over de plaatskeuze factoren van de Oermens.
Bron: Nieuw licht op de prehistorie
van Kampen, Marcel J.L.T.Niekus, 2018, Kamper Almanak. Cultuurhistorisch
Jaarboek.
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten