In onderstaande video wordt een interessante these ontkracht van mannelijke dominantie en eenzijdige mannelijke zienswijze op het verdere verleden.
Archeologen zijn het steeds meer eens dat ten tijde van de neolithische revolutie in de Bronstijd en jonge steentijd waarin de mobiliteitsmens, de jagers overgingen in een landbouwende cultuur en lokaal wonend werden een groot gevolg had op de daarvoor gelijkberechtigde rol van mannen en vrouwen. Eerst was het in de zwerffase dat elk hielp mee naar zijn of haar vermogen om de groep in stand te houden tot een sterke taakverdeling naar geslacht. Mannen moesten door hun sterkere fysiciteit nu hun haard verdedigen en kregen zelfs betere voeding dan de vrouwen. Mannen werden belangrijker en er kwam een mannelijke hiërarchie en dominantie. De vrouwen kregen door het niet meer trekken, meer kinderen, overleden vaak bij geboorten en werden minder gelijker dan de man, aldus de these. Vrouwen werden gevangen van huis en hof. Vrouwen verzwakten ook doordat ze in het huis kwamen van de man en hun beschermde eigen familie moesten verlaten.
Deze patriolocaliteit tref ik ook aan in m’n Alblasserwaardse veehouders voorouders bij m’n vader, zijn vader, en zijn vader en zijn vader en zijn vader. Tot begin 1800 trouwden de vrouwen in op de Doolenhof in Giessen-Oudekerk, bewoond door de mannelijke familie. Ik ben de eerste in een lange rij die huis en haard heeft verlaten en elders ver weg een nieuw bestaan opbouwde.
In de vrije jagersfase kon elk een mede jager zijn, een medestrijder, een mede kunstenaar, een medeleider of een mede religieus leider.
In de twintigste eeuw werd het oude rollenpatroon weer anders dat elk zijn eigen weg kan gaan, los van lokaliteit, rol en familie. We zijn weer minder plaatsvast geworden en daardoor gelijkwaardiger.
De eigen geboorteplek loslatend, minder honkvast, minder geaard en weer een zwervende mensheid om ons heen.
op basis van geschilderde handen kon worden vastgesteld dat er ook vrouwenhanden afgebeeld zijn en dus ook vrouwen de paleolitische grotschilderingen mede hebben gemaakt
Männer jagten, Frauen sammelten – als Haupternährer stand der Mann deshalb an der Spitze der Gesellschaft. Doch Forscher decken archäologische Irrtümer auf – und stellen die klassischen Rollenbilder von Mann und Frau infrage. Die Nachricht schlug Wellen: In der Wikingerstadt Birka entdeckten Archäologen um 1900 ein Grab mit Schwertern, Pferden, Pfeil und Bogen. Lange Zeit zweifelte niemand an der Identität dieses Wikingers, es war ein Krieger, keine Frage. Doch Forscher der Universität Stockholm deckten den Irrtum auf. Jüngst haben sie die Knochen mittels DNA-Analyse untersucht. Das Ergebnis: Das Grab gehört einer Frau. Wissenschaftliche Methoden aus der Forensik verhelfen Forschern weltweit zu neuen Erkenntnissen. In der chinesischen Provinz Henan graben Archäologen Siedlungsreste und Gräber aus. Mit Hilfe der Isotopenanalyse lassen sich Lebensstil, Essgewohnheit und sozialer Status der ehemaligen Siedler rekonstruieren. Vor der Agrarrevolution, dem Beginn von Ackerbau und Viehzucht im Übergang zur Bronzezeit, gab es keinen sozialen Unterschied zwischen Mann und Frau. Auch in Europa deuten Überreste von Kulturen aus der Urzeit darauf hin, dass es Geschlechterhierarchien nicht gab. Die megalithischen Tempel von Malta beherbergen Statuen von Frauen, sie sind Kult- und Fruchtbarkeitsfiguren. Oder die Höhlenmalereien von Altamira und Chauvet mit Jagdszenen aus der Steinzeit – viele davon stammen von Frauen. Die Dokumentation zeigt weltweit neue Funde, deckt wissenschaftliche Irrtümer auf und erzählt, durch welche kulturellen Entwicklungen es zur Benachteiligung von Frauen kam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten