Vandaag is het Sint Maartensfeest in het Frankische dorp Schirnding in Noord Beieren, eens met Nederland onderdeel uitmakend van het Frankische Rijk. We gaan met de kinderen naar de kerk en na afloop dragen de kinderen een lampion en lopen naar het dorpscentrum waar wordt gegeten en gedronken, worst, glühwein e.d. Een feest voor hen door het samenzijn, het lopen met een lichtje en vooral het zingen.
De priester meldt dan weer het feit dat het zwaard van Sint Maarten, een omgekeerd kruis is. Een soldaat die christen werd en deelde.
Maar wat is het werkelijke verhaal van Martin die in het West-Europese een dieper liggend archetype vertegenwoordigt dat nog steeds doorwerkt; de tegenstelling tussen veroveraar en naastenliefde, geloofsstrijd en solidariteit, ontbinden en verbinden. Van nigredo naar albedo…….
Misschien wordt het eens tijd een nieuw christelijk archetype te kiezen in deze tijd van fundamentele verandering.
Lees onderstaand artikel eens van me dat ik op de blog in 2006 plaatste, persies13 jaar geleden……13..13..
vrijdag, 10 november 2006
De tot invasieheilige omgevormde Martinus
De invloed vanuit het zuiden in een esoterisch gebied, de Lage Landen.
In de 4e eeuw leefde een uit Hongarije afkomstige centurio -honderdman- Martinus (316-379). Toen hij in de poorten van de Noord Franse stad Amiens een bedelaar tegenkwam gaf hij hem de helft van zijn mantel. Hij kon zijn hele mantel niet afgeven, want dan had hij zijn uniform afgelegd en was als deserteur ter dood gebracht. ‘s Nachts verscheen Christus in zijn droom. Door de arme slecht geklede bedelaar te kleden had hij Christus gekleed. Aldus de ‘HIS-story’. Op zijn achttiende liet Martinus zich dopen en stichtte verschillende kloosters in Frankrijk. Uiteindelijk werd hij gekozen tot bisschop van Tours.
Zijn medebisschoppen waren afkomstig uit de oude Gallo-Romeinse adel. Na zijn dood kwam er een nieuwe tijd: Rome, de eeuwige stad, werd ingenomen door de barbaren en kwam er een neergang van de antieke beschaving.
Hij leefde in een eenvoudige cel die gebouwd was aan de kerk en stichtte een klooster aan de Loire: Marmoutier (stilte en eenzaamheid is van de woestijn) en klooster Liguge bij Poitiers (meer kluizenaarscellen dan klooster). Alles was meer gericht op eenzaamheid en ascese dan op gemeenschappelijk leven.
Inspiratiebron waren de Griekse levensbeschrijvingen van heiligen die uit de Egyptische woestijn naar het Latijnse westen waren overgewaaid. De meest beroemde was Antonius (251-356) wiens biograaf bisschop Athanasius van Alexandrië was en een Vita schreef: Vita sancti Antoni.
Als gewezen soldaat sneuvelde menige heidense tempel om plaats te maken voor een kerk of klooster of hun eigen heilige eik omhakkend. Zijn strategie was dat ze zelf hun heidense tempels omverhaalden.
Hij is pas heilige geworden na het verhaal van zijn mantel. Hij is geen priester, hij was niks en trok zich vervolgens terug.
Hij leefde in de nadagen van het Romeinse Rijk. De grote vervolgingen waren opgehouden en de martelaren, de bron van heiligheid voor de kerk, waren niet meer nodig. Heilig moest men voortaan worden door deugdzame levenswandel, liefst via onwaarschijnlijke boete en onthouding. De woestijnvaders in Egypte hadden een goede naam: de anachoreten. Het westen had ook wat aan te bieden: Martinus.
Hij leefde een sober leven van een asceet. Ook was hij een wonderdoener.
Het was ook de tijd van de Arianen: Arius had de leer verworpen dat Christus behalve mens ook God was, tweede persoon van de Drie-eenheid. Grote delen van Europa, Italië incluis waren arianen: Longobarden, de Oost- en Westgoten, de Vandalen. Maar in Tours bleef de wonderdoener, kluizenaar anti-arianistisch.
Koning Clovis kiest honderd jaar na Martinus dood voor Martinus kant, de orthodoxie. En tegelijk Martinus als patroon van de Franken. Overal in Europa komen nu op strategische plekken Martinuskerken of worden omgedoopt.
Zo werd in Ravenna in de zesde eeuw de ariaanse kerk van Theoderik omgedoopt.
De christelijke kerk was in de eerste eeuwen gericht op heldenverering van de martelaren op wiens graven de kerken verschenen. Vervolgens kozen ze voor de levenswandel van de woestijnheiligen en later Martinus.
Rome heeft in het jaar 33 Egypte ingelijfd maar weinig met hun religie gedaan. De Romeinen hebben hun geloof voor 90% gebaseerd op het Griekse, en deels op de Etrusken. Maar de Latina’s -Latijnen- waren puur realistisch en hadden een realistische kijk op de wereld.
Mogelijk is Martinus hier naar voren geschoven om de vele Keltische christenen te weerstreven met een verlatijnste kluizenaar met Egyptische inslag.
Is dat de reden dat de missionarispost Utrecht gewijd werd aan Martinus de reden dat men een heilige koos die de esoterische georiënteerde Keltische christenen aansprak: een romeinse asceet?
Deze streek stond onder de invloedssfeer van Utrecht, waar Willibrord Martinus tot patroonheilige heeft aangewezen. Van de 105 St. Maartenskerken uit het Bisdom Utrecht waren er reeds 30 van voor 1250! Ondermeer Utrecht, Middelburg, Gorinchem, Arnhem, Tiel, Venlo, Weerd, Wijk bij Maastricht. In het noorden: Groningen, Bergum, Dokkum, Franeker, Kollum, Sneek, Bolsward. In België zijn wel 400 kerken aan hem gewijd!
Kerken werden op hun graven van de heiligen gebouwd en als er geen graf was zorgde men voor een lichaamsdeel van de heilige, een relikwie.
Al het levende werd voorgesteld als door bovenmenselijke en bovenaardse krachten beheerst. De goddelijke kracht werd tegengewerkt door de demonische machten: de duivel en zijn trawanten. Tegen deze kwade machten moest de mens zich wapenen door versterving en gebed.(ascese)
Heiligen waren nodig als trooster van de dagelijkse werkelijkheid. een mens van vlees en bloed.
Martinus werd zowat in West-Europa meest vereerde, bekende en afgebeelde heilige en is ook de landsheilige van Nederland mede door de eerste missionaris Willibrord als geestelijk hervormer in een reeds gechristianiseerd gebied. Het zuidelijke christendom, het Frankische katholicisme kwam als een ‘stoot’ naar het noorden. Een geestelijke gebiedsverovering. De kathedraal van Utrecht, is aan hem gewijd en zijn leven werd uitgebeeld in de nog aanwezige kloostergang. In de Vita van Sulpicius Severus Martinus zijn de wonderen van Martinus beschreven door een Gallische rechtsgeleerde. De wonderen en legenden treft men aan in de reliëfs van de koorgang in Utrecht. Hij deed ondermeer: doden opwekken, melaatsen genezen en ook lammen, blinden en stommen en hij kende bilocatie.
Interessant is dat de Domtoren op de eerste verdieping een Michaels kapel had voor de overijverige Utrechtse bisschoppen. De bisschop moest pressies 100 treden nemen om in deze kapel te komen, als herinnering aan Martinus de honderdman, waar de kerk aan gewijd was! De Frankische kerk had in deze lage landen een moeizame taak te vervullen de bestaande religie om te vormen. Vaak met harde hand!
Sint Maarten werd vereerd om zijn liefdadigheid, een aspect van Caritas, een van de drie theologische deugden. Hij werd de patroon van de armen en later vooral van kinderen. Hij werd ook patroon van schuttersgilden, drinkebroers (Wodan als fuiver in het Walhalla)
.
Hij stierf op 8 november en wij vieren zijn begrafenis op 11 november; de indaling in de aarde, het donker, het dodenrijk. De 11e van de 11e, het begin van het katholieke carnavalsfeest.
'HER-story' van de Apostel van Gallië.
De begraafplaats meenden men is de plek waar de hemel met levenskracht de aarde aanraakt.
Op zijn graf werd een basiliek gebouwd wat uitgroeide tot het belangrijkste pelgrimsoord benoorden de Alpen en vergelijkbaar met Rome en Jeruzalem.
Zijn mantel -cappa- was de talisman van de Frankische vorsten, die hen beschermde en moest worden verdedigd. Een verhaal vertelt namelijk dat hij niet zijn mantel in tweeën heeft gesneden maar geheel aan de bedelaar heeft gegeven. Hij gaf zijn werelds ambt als het ware weg om het geestelijke pad te gaan. Een mantel van een centurio was trouwens een kostbaar gewaad met kap dat in handen kwam van de machthebbers in zijn omgeving. De Frankische koningen zagen hem als een militaire heilige die esoterische werd. Zijn cappa werd op militaire missies meegenomen en een ‘cappalaan’ was verantwoordelijk voor het oprichten van een ‘cappel’, een klein houten bouwwerkje waar de mantel kon worden opgehangen waar de Frankische koning na een dag van strijd kon mediteren. De Frankische koningen kenden in de oorlogvoering nog de oude strijdtechniek van aanvallen en terugtrekken, de stootbeweging. De cappalaan was dus verantwoordelijk voor de cappa en het bouwen van een tijdelijk onderkomen. De kerk heeft later deze taak overgenomen en de laagste geestelijke vernoemd naar deze functionaris die we nu kennen als kapelaan. Ook het kleinste geestelijke gebouw wordt een kapel genoemd.
In vredestijd werd het in de koninklijke kapel gekoesterd en geëerd. De eerste niet-Romeinse keizer, Karel de Grote (768-814) bracht de cappa onder in de paltskapel in Aken. Dit heiligdom dankte evenals de stad zelf (Aix-la-Chapelle) zijn naam aan deze kostbaarheid. De priesters die er dienst deden, werden ook kapelanen genoemd. Door de tocht naar zijn mantel als naar zijn graf verwachtten ze loutering en bevestiging van hun macht.
Het Maartenfeest heeft een deelaspect van Germaanse Wodan en de Keltische parallel god Lug (gezeten op zijn paard Aenbarr) verering. In de Gallo-Romeinse tijd frequent uitgebeeld in de “Jupiterzuilen” (teken van de boom; symbool van vereniging van kruin-hemel en aarde-wortels) Daarop werd het beeld geplaatst van Lug terwijl zijn paard voorpoten rusten op de schouders van een aardreus. Later gedevieerd naar het beeld van Martinus te paard gekoppeld aan de bedelaar.
Ook Germanen bouwden zuilen ter er van de god Tiwaz. Hemelgod Wodan werd net als Lug gezeten op de witte schimmel Sleipnir (zonnesymbool) Dit hemel-vuur motief; voortgezet in 11-november vuren. Het complementaire mannelijke element vuur wordt aan het eind van de vroeg Keltische Samain (water) feestperiode vereerd met deze vuren.
In Nederland kent men veel Sint-Maartenvuren die in de plaats zijn getreden van het oud-Germaanse herfstfeest, met dankoffers voor de oogst aan Wodan en met gedachtenis aan de afgestorvenen. Bekend was de Sint-Maartensgans: de gans was aan Wodan gewijd.
En de avond ervoor was het St. Maartens vasten.
Tot het begin van de twintigste eeuw werd Sint-Maarten gezien als het begin van de winter en dan moest het huis winterklaar zijn. Zo was het ondermeer de dag waarop de kelder ingericht moest zijn. Het huis was aan kant gemaakt en de kachel werd aangekoppeld. Men leefde toen meer met de seizoenen en voedsel voor de winter was de grootste zorg.
Rond Sint-Maarten werd vee geslacht en het vlees werd gepekeld en klaargezet voor de wintermaanden. Het was en vrolijke tijd met markten met kermis waar je spullen voor de winter kon kopen.
Het was een peildatum waarbij diensten werden opgezegd. je zocht een andere betrekking, vandaar de uitdrukking “de pijp aan Maarten geven” (doden aspect rond Wodan)
Vooral armen, zowel volwassenen als kinderen gingen langs de deuren om een klein cadeau te ontvangen. Je gaf iets van de voorraad die je voor de winter had. Eind 19de eeuw liep de populariteit van het feest terug. Alleen de allerarmsten liepen nog langs de deuren met een uitgeholde suikerbiet al lampion.
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw nam de belangstelling weer af. Het gevoel van een opgeruimde stal, het huis schoon en gezellig voor de winter, was niet meer. De traditie bleef echter wel voortbestaan in plaatsen waar Sint-Maartenskerken stonden.
De laatste jaren is het feest weer in opkomst en heeft het vooral een sociaal karakter; ontmoeten.
Vergeet ook niet de lange geschiedenis van geestelijke opgedrongen beïnvloeding vanuit het zuiden. Het noorden heeft vele malen invloeden vanuit het zuiden moeten ondergaan, steeds in kortere perioden. Eerst de Romeinen, dan het Frankische christendom, vervolgens de Spanjaarden en dan de Fransen. En nu in de islamitische golf. Een komen en gaan van externe invloeden in een gebied dat nog steeds een oorspronkelijke eigenheid kent. Kent u ook de eigenheid van dit mooie GEBIED?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten