Meer vertellingen uit een andere tijd, opgeschreven door onderzoek in vorige levens van gaialogen
2. Een Keltische stam in Finland
Drakengevecht in het donker
In de aarde leven draken en slangen. De draken hebben de mannelijke energie en daar zijn we soms bang voor. Want er ontstaan soms gevechten als de draak uit de aarde komt en vecht met de geesten uit de bovenwereld. Dan is het heel donker in de natuur en wordt het haast niet licht. Nu zouden we zeggen december, januari. We zijn ongeveer één maand lang bang of voorzichtig en blijven veel meer in de huizen.
Vuurfeest
We hebben dan wel een vuurfeest en binden van alles bij elkaar, zoals gedroogde aren. Ze maken er een pop van of een hele hoge stellage en ook wel vierspakige wielen. Van deze manshoge ronde wielen worden er meerdere gemaakt en als er dan feest is, worden ze met veel lawaai brandend van een heuvel afgerold. Iedereen rent er dan schreeuwend en lawaai makend achter aan. Ze dragen maskers die demonen voorstellen om ze af te schrikken en mensen slaan met stokken op een metalen plaat. Bij dit ritueel doen de vrouwen ook mee en ook zij maken lawaai. Zo verjagen we de draak die in de aarde woont. Door dit ritueel beschermen we ons eigen dorp en de omgeving. Het heldere vuur zuivert ook, want de draak maakt de donkere lucht. Dit ritueel vindt plaats als het donker is bij volle maan. Ook wordt een grote pop verbrand die enkele meters hoog is waar gevangen van andere stammen in worden gebracht. Het doet me niks. Dit verbranden gebeurt op een vaste plaats, de vuurplek, die eerder is beschreven en waar ik nog een beetje bang voor ben. De vrouwen offeren ook bij de pop, door van alles wat kan groeien om de pop neer te leggen. De pop wordt in het midden van de nacht verbrand. De druïde heeft een lange stok en met zijn stok maakt hij het vuur aan. Hij leidt de dans. Na dit ritueel worden de dagen helderder en zijn de nachten niet helemaal meer zo zwart. Deze nacht heet ‘de wende’.
Tijdrekeningpaal
Aan de oostzijde van het dorp, op een afstand van een half uur, bevindt zich een opgehoogde plaats van circa 10 m hoog. Daarop staat een behoorlijk hoge, kale paal met afgeronde hoeken en diepe horizontale inkervingen aan de oostzijde. Je komt op deze plaats door eerst door een bos heen te lopen. Vijf paden komen samen bij deze markante tijdpaal, te weten één pad vanaf onze heilige plaats, één vanuit het dorp, één vanaf de woon hut van de druïde, en twee komen uit onze eigen plekken. De strepen op de paal zijn zodanig aangebracht dat ze de stand van de zon aangeven bij opkomst. De druïde heeft de tekens ooit op de paal aangebracht. De vier grote strepen geven de wende van een andere zonnetijd aan en de vier tussenliggende kleine strepen, die niet op een lijn liggen, wijzen op de volle maanfasen. Dus in totaal zijn er 20 strepen. Dan is de tijd rond en het nieuwe begin is 21. Dit geheel vormt een prachtige tijdklok. s’ Morgens vroeg meet de druïde bij zonsopgang. Vier op één rij staande dunne palen van ongelijke hoogte en op enige afstand van de boom paal, geven het juiste moment weer als de zon daarover schijnt totdat het licht geheel achter in de betreffende brede streep schijnt. Deze vier palen zijn iets verzet in de baan naar de druïde hut en staan op ongeveer gelijke afstand van elkaar: circa 10 m. De meest linkse, als je ervoor staat met de rug naar de tijd paal, is het hoogst en de meest rechtse het laagst. Als achterin de kerving nog schaduw staat, dan is het nog niet de tijd. De schuine zijde is naar de tijd paal gericht en de hoek is bij de noordelijkste paal het steilst. De schuine zijde is steeds anders en wordt vlakker naar het zuiden.
De wenden van de seizoenen
De onderste streep is circa een halve meter lang, een hand breed en aan de westzijde het diepst: circa 20 cm. Dan komt de zon het hoogst -21 juni- en dat moment heeft ook met de goden te maken: je gaat dan een andere tijd tegemoet. Deze onderste streep begint op manshoogte. De tweede streep is het minst diep en meer naar het oosten gericht. Zij geeft het moment aan dat je moet zaaien: het voorjaar De derde streep die maximaal een handbreedte diep is, geeft weer dat alles naar buiten moet om te werken: het najaar. Deze streep is gericht op de druïde hut. De vierde streep, die drie man hoog is, geeft weer dat je gaat offeren in het diepst van het jaar, de winter. De streep is aan de westzijde ook het diepst: circa 30 cm. De hoogste inkerving is het moment dat de zon het laagst is en bij de laagste inkerving de zon het hoogst. De tussen liggende maanstrepen zijn eigenlijk tel-strepen en hebben niets met de feitelijke maanstand te maken. Daar zijn dus geen maanpalen. We vieren elke keer weer feest als de zon het diepst in de kerf staat.
Mensenoffers
De omgeving is niet speciaal vrijgemaakt, alleen het pad naar de druïde hut. Het meest rechtse pad is het pad van de 21-ste juni en het meest linkse de bovenste streep van de midwinter. Een hele grote baan loopt rechtstreeks naar de druïde hut. Deze plaats is licht en de bomen in de buurt zijn weggehaald. Rondom staan bomen wat al op 10 m afstand begint. Wij komen daar eigenlijk niet en de druïde zelf geeft steeds aan wat er moet gebeuren. Wij gaan daar alleen naar toe op de 21-ste juni. Heel vroeg gaan we daar rustig zitten in een halve cirkel, gericht naar de zonsopgang. Als je geluk hebt dan schijnt de zon echt. Soms zijn er wolken en dat betekent dat er geofferd moet worden omdat de goden niet zo gunstig gestemd zijn. We offeren dan o.a. mensen op onze heilige plaats. De mensen zijn wel een beetje bang. Mensen gaan tussendoor onder aan de heuvel offeren, ieder voor zich. De offergaven zijn dingen die ze kunnen geven zoals een dood dier of iets dat ze zelf verbouwd hebben. Waar ze het leggen doet er niet toe. Als de zon opkomt, gaan we staan en zingen we met opgeheven armen. Dan wordt het een feest die dag.
3. Ierse torens
Een Egyptische ingewijde vertelt over de bouw van enkele Ierse torens. Hij bouwt ze samen met een druïde. Ze zetten de Christuskracht van het hart in het archetype van het eiland neer. Het geheel speelt zich af rond de jaartelling.
De openingen in de Ierse toren
“De toren waar ik nu ben, heeft vier vensters in de verschillende lagen en ze zijn geplaatst op de hemelrichtingen. Die vier richtingen zijn van de geboorte, van het bruisende leven, van de wijsheid en dan van de dood. De vensters zijn gericht naar de zonsopgangen van de twee equinoxen en de zonnewenden.
De geboorte van het licht
De hoogte van de vensters heeft in de eerste plaats te maken met de stand van de zon op dat moment, het punt. De geboorte van die nieuwe tijd, waar ook onze feesten aan gebonden zijn. Het is belangrijk om dat punt, dat Licht, te vangen. Soms vind je het in de natuur en hebben de Goden het zelf gemaakt. Zoals een grot met een opening op de plek waar precies bij midzomer het licht naar binnen valt bij zonsopgang. Dat zijn heilige plaatsen en het zijn ook inwijdingsplaatsen. Je vangt het vroegste licht als het geboren wordt. Wij hebben bijvoorbeeld in het voorjaar een schaal met water staan op de plek waar de eerste zonnestraal binnenvalt. Deze schaal staat in de ruimte op de grond en ik gebruik die voor rituelen. Het moment is eigenlijk voordat de zon boven de horizon staat en even later is het te zien dat de volle straal op het water valt. Je hebt de kom en de rode bol maar het gaat om het moment dat ze voor het eerst echt haar volle licht gaat schijnen. Wij hebben voor dit licht geen speciale naam.
De richting van het licht
De hoek waaronder het licht valt is ook belangrijk. De voorjaarszon staat bijvoorbeeld veel lager, heeft een lagere stand dan in de zomer. In de zomer staat de zon gelijk veel hoger aan de hemel, maar de opstijgsnelheid is steeds hetzelfde. De inval van het Licht is dan gewoon anders. In de zomer staat de zon direct boven de horizon en is de eerste hoek hoog maar in de winter is die veel lager. De straal moet dus op de grond komen waar in het voorjaar bijvoorbeeld het water staat. De gleuf in de muur is afhankelijk van de diepte van de ruimte. Bij de voorjaarszon, de geboorte, is het als die echt gaat stralen en voor het eerst in de waterschaal valt. Dat is ongeveer een half uur, maximaal, na opkomst van de zon.
Vier openingen, vier seizoenen
De vier openingen zijn allen zeer nauwgezet gepland. De eerste is bedoeld als het geboortekanaal, de navel, en de opening bevindt zich in de tweede laag onder de hoge deur. Het moment dat erbij hoort is de equinox in het voorjaar. De tweede opening is het hart. Daar wordt de zon bij zomerzonnewende opgevangen op een gouden ronde plaat op de muur. Die plaat is ongeveer 10 cm in doorsnede en rondom voorzien van Ogham tekens. De straal valt in het midden erop en dan dansen die tekens er als het ware om heen. Deze tekens zijn een communicatie met de goden. Eigenlijk is het een godentaal die aan ons is doorgegeven. Ze vertellen ook over het Leven en geven bescherming. De derde opening is niet zoveel hoger en ook op de vierde verdieping naast de tweede, maar iets verzet. Het vangt de herfstzon bij de equinox op. De bedoeling is om daar een beeld van onze Moedergodin neer te zetten. Dit beeld heeft heel veel versieringen van onder andere stenen en heet Eya. De vierde opening is in de vijfde laag en heeft met het sterven te maken. Daar valt de zon van de midwinter wende op een plateautje dat in de ruimte is gemaakt. Het is een grote stenen hoek aan de muur, een soort zetel. Daar wordt het licht opgevangen door degene die er op mag zitten. Vanuit die zetel kijk je vrij recht naar buiten. De zesde verdieping is donker en heeft geen openingen. En de zevende etage heeft zijn opening boven naast de bol.
Noot: In kastelen en torens tref je vaak nog schietsleuven aan met een taps toelopende opening. Later ook met een ronde opening in het midden zodat het schieten gemakkelijker kan. Ik vermoed dat veel sleuven herinneren aan oudere gebruiken dan schieten en dat het zonlicht op een bepaald moment in de ruimte op de wand scheen. In de tempelierstraditie tref je ondergrondse ruimten aan met sleuven.
4. Het midwinterfeest in Glastonbury in de eerste eeuw na de jaartelling
Het midwinterfeest is een ritueel van de ondergaande zon, een soort dodenritueel met wedergeboorte samen met het heilige vuur.
Eerst de voorbereidingen
Het is koud en ik zie sneeuw, kleren en bontmutsen. Wij hebben dan ook vuur in allebei de steencirkels op de hoogste berg, nu Tor genaamd. Ons vuur is net als dat van de mannen, van eikenhout en beukenhout. Het is afkomstig van bomen die heel groot worden en heel veel hout hebben. Allemaal verzamelen wij dit hout, dat komt uit de hoek waar nu ook de weg loopt, een soort aanvoer. Het is dood hout, dat gekapt is in de zomer, in stukken gelegd en opgeslagen in een schuur. Deels in kleine snippers, deels in grote blokken en deels in flinke grote stukken van 1.5 m lang. Het hout wordt voorzichtig de berg op gebracht. Sommigen dragen het hout op hun hoofd en anderen onder de arm. Weer anderen slepen het de berg op. Iedereen gaat via een soort aanvoer pad aan de westkant, waar nu nóg een toegang pad loopt. Ze gaan bepaald niet langs de ceremoniële wegen die we zo veel mogelijk sparen. Boven wordt in beide steenkringen het hout heel zorgvuldig in een zeshoek opgebouwd. We hebben er veel plezier in om die stapel samen te stellen. Het symboliseert het keren van het licht, van het leven, reïncarnatie, dood wordt levend en de terugkeer van de zon. De zonnewende en om de slang en de twee aandachtspunten op de Tor in de gaten te houden.
En dan wachten we
Het eigenlijke feest is voor een deel ‘s nachts na het ondergaan van de zon. We gaan in dikke pakken gekleed eerst de helling op, zingend en prevelend. Boven gaan we buiten de cirkels staan of zitten te wachten. Er is een groot stuk tussen de beide cirkels waar de mannen, vrouwen en kinderen van boven de acht jaar door elkaar zitten. We zijn nu met vrij veel mensen, met zo’n 200 tot 300 mensen en met de koning als die er is, maar in ieder geval met de leider.
Priesteressen en Druïden
De priesteressen en druïden komen gezamenlijk boven. We horen ze al een tijd langs de hellingen zingen en roepen. Ze hebben fakkels bij zich. Als ze boven komen, wordt ruim baan voor ze gemaakt en gaat elke groep naar zijn eigen steenkringplek. Dan begint iedereen wat luider te zingen. Boven zegt de druïde met een heleboel ceremoniële woorden uit het verre verleden, dat het zover is, dat het getijde keert. Het oude ritueel betekent dat we niet meer bang hoeven te zijn. De zon keert terug. De vier priesteressen hebben weer hun onderverdeling in licht en duisternis. Het midwinterpunt aan de horizon, waar de zon t.o.v. de mannencirkel opkomt, wordt in de verte op een eiland door een boom gemarkeerd. Het is een vrij dikke, witte, kale boomstam zonder bast, die daar is aangebracht.
En dan wordt het vuur ontstoken
Dan wordt het vuur ontstoken in de kring. De druïde steekt het boven aan en de doodsengel steekt het beneden aan. Dat klinkt misschien gek maar zij is ook het teken van reïncarnatie, van de terugkeer van het licht. Zij geeft hier dus aan dat zij niet alleen de doden neemt, maar ook het leven geeft. Ze speelt wel een heel belangrijke rol bij het ontsteken van de vuren en de gezangen. Wij vrouwen staan buiten de cirkel en beginnen eerst onze liederen te zingen maar we maken ook lawaai en juichen en vereren. Ook wordt er door de leerlingen van de druïden geslacht op de offerplek tussen de twee steencirkels in. De druïden zelf doen het offeren niet. Geslacht wordt het jongste en het oudste schaap dat we op dat moment hebben.
Drie spiralen
In beide kringen zijn tekens op de grond aangebracht met witte kalk: drie spiralen op het oosten. Ze horen bij elkaar en zijn zo groot als de ruimte het toelaat. Ze symboliseren de gang van het leven, de gang van de sterren en het pad dat we afleggen, net als het labyrint. Maar ook de kracht die van buiten naar binnen stroomt en vooral de drievoudige kracht. De kosmische krachten die vanuit het heelal via de spiralen bij het middelpunt komen en daar de aarde bevruchten. Het zijn er drie omdat de kracht uit drie verschillende richtingen komt, wordt gehaald en gevraagd: het oosten, het zuiden en het westen. Bij de mannen draaien er twee spiralen rechtsom en een linksom, bij de vrouwen twee linksom en een rechtsom.
Vol krachttekens
Maar er zijn veel meer tekeningen aangebracht. De hele cirkel is er vol mee, zowel bij ons als bij de mannen. Het zijn krachttekens die kracht vanuit de kosmos naar de aarde brengen. Het zijn driehoeken, pijlpunten, watergolven, maar ook vogelkoppen die de hemel, de lucht voorstellen. Ze stellen water, lucht, aarde en vuur voor. De priesteres maakt onze spiralen en de vogelfiguren maak ik dan mooi wit. Dit alles is op de terugkeer van de zon gericht, op het beïnvloeden van boven en beneden en op het samengaan van boven en beneden.
Van as naar water, van bewust naar onbewust
De as van beide vuren wordt verzameld, gemengd en uitgestrooid in het westelijke water in de bocht tussen Wyriel en het strand. Zowel de priesteressen als de druïden doen dit, maar eigenlijk meer de priesteressen. Ze geven de as alle vier om de beurt aan het water. De betekenis van dit strooien is volgens de druïde om wat bewust is geworden terug te geven aan het onderbewuste, aan het eeuwige. Daar zou het ook opgeslagen liggen. Die man zegt meer dan ik begrijp hoor!
5. Middeleeuwen: 12e eeuw
Kamira en de jaarfeesten
“s Winters op de kortste dag, het ‘midwinterfeest’, gaan er mensen naar een grote eik buiten het dorp. Ze zeggen ook wel ‘het feest van het duister’, maar dat vind ik niet zo mooi gezegd. We gaan via de zuidelijke toegang en wandelen zo naar het noorden toe. De groep bestaat uit 18 tot19 personen, zowel mannen als vrouwen. Het is de morgenschemering. Tijdens de gang naar de boom zijn we zwijgzaam, lopen allen rechts omgaand om de eik en los van elkaar. Het voelt heel plechtig aan als we zo drie maal rondlopen en dan blijven we even stil staan en eentje zegt wat. Dat is de man die altijd heel veel regelt in het dorp. Hij zegt: “haal de duistere machten van de langste winternacht en laat ze terugkeren naar hun aarderijk opdat het licht mag terugkeren”. Zelf leggen we niks neer bij deze boom. Op de andere twee momenten in het jaar doen we veel meer met deze eik. Buiten de drie feesten moet je de buiten eik echt met rust laten want anders maak je de boomgeest kwaad en krijg je meestal slecht weer. Dan zal er tegenspoed op je pad komen, wordt ons gezegd.
De druïde in dat dorp vertelt
Drunal: de duisternis.
“De natuurkracht duisternis openbaart zich algemeen als de zon ondergaat. De naam voor deze krachten is Drunal, wat wil zeggen “alles wat niet licht is”. Het sterkst is deze kracht bij midwinter maar hij is ook afhankelijk van de maanstand. Want in de donkere nachten kan de maan nog heel veel licht geven en dan kan deze kracht zich niet heel sterk manifesteren. Het sterkst zijn ze ‘s nachts bij nieuwe maan. Tegen deze krachten zijn de huizen door hun afweertekens zo goed mogelijk beschermd. Maar het vuur laten branden is wel heel belangrijk. En wanneer ze er nog zijn, moet je dingen eten met veel zonnekracht, bijvoorbeeld bessen en vruchten die je gedroogd bewaard. Drunal wordt eigenlijk ook gepersonifieerd. Zo worden er wel verhalen aan de kinderen verteld dat Drunal een figuur is, een man die helemaal zwart is en die ‘s nachts buiten rond loert. En als je je ‘s nachts buiten waagt, neemt hij je mee. Ook wordt Drunal wel voorgesteld als een zwarte raaf. De raaf en de wolf zijn echt zijn dienaren terwijl de wilde kat en de slang een beetje aan hem verwant zijn, maar beren daarentegen niet.
Offers voor Drunal
Voor Drunal wordt ook geofferd. In de donkere maanden worden op een plek wat beesten neer gezet, zoals een rund of een schaap of beide. En die mag Drunal dan mee nemen. Die plek ligt ten noorden van het dorp als een soort kleine open plek in het bos. Hij is niet echt donker. In de donkere maand worden deze vrouwelijke dieren daar bij zonsondergang neergezet. Het precieze tijdstip is afhankelijk van de maanstand want het moet echt een donkere nacht zijn bij nieuwe maan. Er is dus eigenlijk geen vast tijdstip voor. Het offer is wel eenmalig en daar worden goede dieren voor gebruikt. ‘s Morgens wordt er dan gekeken of de dieren weg zijn of dat ze gedood zijn. Eigenlijk is het heel mooi dat die krachten er zijn, want in de donkere tijd wanneer het licht buiten ontbreekt, wordt je gedwongen het in je zelf te zoeken. Dat is in feite onze taak waar de druïden ons telkens weer aan herinnerden. Aan mensen in het dorp wordt dat echter niet geleerd want het was niet voor iedereen weggelegd. Ik mediteer zelf in die donkere tijd meer en probeer zoveel mogelijk daar waar ik kan anderen behulpzaam te zijn. De mensen zijn eigenlijk door deze natuurkrachten in een vorm van bezetenheid geraakt, alleen niet door een geest maar door het duister zelf.” De zwarte pieten bij het Sint Nicolaasfeest herinneren nog aan het gepersonifieerde duister. De Sint is door de katholiek kerk in de zeventiger jaren weer uit het heiligenbestand gehaald.
@Dick van den Dool, december 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten