Voorheen gingen mensen naar bepaalde plekken om de daar aanwezige ‘grote geesten’ te eren, te raden en te dienen. In elke tijd deden mensen wat met die plekken; ze voegden er stenen aan toe (steenkringen), planten bomen, of trokken in christelijke tijden hele bouwwerken van steen op. En dat om de lokale entiteit (godheid/godin) te dienen en te eren. Het subtiele wezen werd ingepakt, energie uit de omgeving via lijnen eraan toegevoegd om het te dienen en bovenal met mensen aanwezigheidsritualen verricht om het te bedienen, te voeden en te ondersteunen. Christenen noemen het dan ook een ‘heilige plek’ en een ‘godshuis’, daar waar alleen hun god woont. Maar woont deze God daar nog wel? Woont je meester er nog wel en zo nee; wie of wat voed je dan met je zang, aanwezigheid en gezamenlijkheid?
Vandaag eens bij de lokale kerk wezen kijken tijdens een dienst en wat bleek als ik in een kerk zit: voed ik dan God of zijn het zijn afvalligen; Lucifer of Ahriman? In dit collectieve samenzijn voed je nu niet alleen het luciferisch en /of je zelf in je oude retrotijd-ruimtemachine. Wat een drama zo gevangen te zijn met Zijn tegenpool en God in geen velden of wegen te bekennen.
Voor mij is een belangrijkere vraag: wat kan ik doen om meer op het pad te komen naar vrijheid en verbinding met het wezenlijke? Aspecten van het goddelijke/godinnelijke te ontmoeten behoren daar zeker bij, maar die laten zich nu niet meer inpakken in materie, een gebouw, een plek, of een dienaar als ze dat ooit hebben gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten